Let op de parkeernormen!

Blog

In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State vormen de parkeernormen regelmatig een punt van discussie. Dit loopt niet altijd goed af voor de gemeente c.q. de vergunninghouder. Onderstaand worden er tips gegeven om dit te voorkomen.

Twee uitspraken

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) heeft op 18 maart 2015 respectievelijk 11 maart 2015 in twee verschillende kwesties uitspraak gedaan waarbij de parkeernormen een rol speelden. Onderstaand zal eerst de uitspraak van 11 maart 2015 worden besproken en vervolgens de uitspraak van 18 maart 2015.

Uitspraak 11 maart 2015

Op 11 maart 2015 heeft de Afdeling in een voorlopige voorziening geoordeeld over een bestemmingsplan in Gelderland. Klik hier voor de uitspraak.

De casus

In die zaak werd door appellante aangevoerd dat het project onaanvaardbare parkeerhinder in de omgeving veroorzaakt, omdat in het plangebied te weinig parkeerplaatsen werden gerealiseerd. De gemeente had in die zaak toepassing gegeven aan de uitzonderingsbepaling uit de geldende Nota Parkeernormen uit 2014. Die uitzondering hield in dat de parkeernormen uit het Programma van Eisen uit 2009 in deze kwestie konden worden toegepast. De reden dat toepassing werd gegeven aan het Programma van Eisen uit 2009 was dat de afspraken die in het verleden met de initiatiefnemer waren gemaakt naar het oordeel van de gemeente gerespecteerd diende te worden. Op grond van het Programma van Eisen uit 2009 diende 23 parkeerplaatsen aangelegd te worden. Op basis van de huidige parkeernormen betrof het echter een aantal van 33 parkeerplaatsen.

Het oordeel

De voorzieningenrechter acht het op zichzelf niet onredelijk dat de Raad en het College gemaakte afspraken met initiatiefnemers van reeds lopende projecten willen respecteren. Het aantal parkeerplaatsen wijkt echter zodanig af van het aantal parkeerplaatsen dat benodigd is indien toepassing wordt gegeven aan de huidige Nota Parkeernormen dat de enkele verwijzing naar de in 2009 gemaakte afspraken met die initiatiefnemer onvoldoende is ter onderbouwing van het standpunt van de Raad en het College dat zich geen onaanvaardbare parkeerhinder zal voordoen in de omgeving van dit plangebied. De voorzieningenrechter acht hierbij van belang dat de Raad en het College niet hebben onderbouwd waarom in dit geval met dit veel lagere aantal kan worden volstaan en, als daarmee niet kan worden volstaan, hoe overigens kan worden voorzien in het aantal parkeerplaatsen dat geldt indien toepassing wordt gegeven aan de huidige parkeernormen. Mede gelet hierop bestaat gegronde twijfel of de bestreden besluiten in de bodemprocedure in stand kunnen blijven.

Conclusie uitspraak 11 maart 2015

In deze zaak is het aantal parkeerplaatsen onvoldoende zorgvuldig vastgesteld. De gemeente had een schorsing kunnen voorkomen door te motiveren waarom in dit geval met een lager aantal parkeerplaatsen volstaan kon worden. Mocht een lager aantal niet volstaan dan had bezien kunnen worden of ergens in de omgeving parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden. Door dit niet te beoordelen rest de voorzieningenrechter niets anders dan het besluit te schorsen. Het advies is dan ook om, zeker in het geval als wordt afgeweken van de Nota Parkeernormen, te motiveren waarom met een ander aantal kan worden volstaan.

Casus uitspraak 18 maart 2015

Een andere uitspraak van de Afdeling is op 18 maart 2015 gewezen. In de uitspraak ging het over de vraag of van het gemeentelijk beleid danwel van de CROW-publicatie 317  over parkeernormen moest worden uitgegaan. In die zaak werd de juistheid van de parkeerbalans betwist. Er werd aangevoerd dat de parkeerbalans niet actueel was en dat dit ten onrechte was gebaseerd op verouderd gemeentelijk beleid. In deze kwestie werd door de Raad gesteld dat bij de vaststelling van het plan is uitgegaan van de Nota Parkeer- en stallingsbeleid uit 2004 en dat de voorziene ontwikkeling reeds enkele jaren voor de vaststelling van het nieuwe parkeerbeleid was aangevangen. Van de nieuwe nota uit 2013 zou pas worden uitgegaan bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die een aanvang nemen nadat deze nota is vastgesteld. Ook werd gesteld dat geen onaanvaardbare parkeerdruk zou ontstaan.

Oordeel

De Afdeling overweegt dat zoals zij reeds eerder in de uitspraak van 3 oktober 2013, nummer 201300554/1/R3, heeft overwogen dat de Raad voor de berekening van de parkeerbehoefte niet gehouden is om de parkeerkencijfers van de CROW te gebruiken. De Raad heeft de vrijheid om in afwijking van deze cijfers eigen op de plaatselijke situatie afgestemde, parkeerkencijfers te gebruiken. In beginsel is het dan ook niet onredelijk dat de Raad voor de vaststelling van de parkeerbehoefte heeft gebruik gemaakt van de gemeentelijke kencijfers.

Wel is van belang dat ten tijde van de vaststelling van het plan de parkeernota 2013 al in werking was getreden zodat de parkeerbehoefte niet is vastgesteld op grond van het geldende parkeerbeleid. Om die reden mocht de Raad niet uitgaan van de gemeentelijke parkeernota 2004. Bij het aanvullend verweer heeft de Raad nog een nieuwe parkeerbalans overgelegd waarmee de parkeerbehoefte opnieuw is onderzocht. In die parkeerbalans is terecht aan de parkeernota 2013 getoetst, maar is met een extra 950 m2 bvo voor detailhandel geen rekening gehouden. De Afdeling stelt daarom vast dat zowel met de oude als met de nieuwe parkeerbalans niet is uitgegaan van de maximale mogelijkheden van het plan. Gelet op de geldende gemeentelijke parkeernormen die voor winkels vier parkeerplaatsen voorschrijven per 100 m2 bvo levert dit tijdens de piekdrukte op de zaterdagmiddag een tekort van 38 parkeerplaatsen op. Het bestreden besluit is dan ook genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb en dat geldt ook voor het besluit zoals dat voor die tijd is genomen.

Conclusie uitspraak 18 maart 2014

Ook in deze zaak werd er om het aantal parkeerplaatsen te beperken door de gemeente getoetst aan een ouder parkeerbeleid. De Afdeling is ook in deze zaak van oordeel dat aan het huidige beleid getoetst moet worden. De Raad heeft wel geprobeerd om dit te herstellen in de procedure, maar kennelijk is in de nieuwe parkeerbalans geen rekening gehouden met de maximale mogelijkheden van het plan waardoor dit besluit ook niet in stand kan blijven. Daarnaast is kennelijk onvoldoende gemotiveerd dat in dit geval afgeweken kan worden van de parkeerbalans. Dit houdt ook in deze zaak in dat de Afdeling het bestemmingsplan op dit punt vernietigt.

Tips

Bij het beoordelen van het aantal parkeernormen hoeven de CROW-normen niet als uitgangspunt genomen te worden. Wel is van belang dat in het bestemmingsplan het parkeerbeleid zoals dat gold ten tijde van het vaststellen van het plan als uitgangspunt wordt genomen. Belangrijk is daarnaast dat wordt uitgegaan van de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan. Indien van het parkeerbeleid wordt afgeweken, dient dit gemotiveerd te worden bij voorkeur door een onderzoek waaruit blijkt dat een lager aantal parkeerplaatsen ook voldoet waardoor afgeweken kan worden van het beleid. Verstandiger is echter om bij het aantal parkeerplaatsen aan te sluiten bij het geldende beleid. Een ander punt wat van belang is, is dat de stedebouwkundige voorschriften in de bouwverordening zoals in casu de parkeernormen, per 1 november 2014 niet meer in de bouwverordening kunnen worden opgenomen. Er dient dan ook in het bestemmingsplan te worden opgenomen hoeveel parkeerplaatsen benodigd zijn.

Conclusie

De parkeernormen leiden toch nog wel dikwijls tot vernietiging dan wel schorsing van een plan. Het advies is dan ook om goed te beoordelen of het juiste aantal parkeerplaatsen op grond van het geldende beleid in acht is genomen en zo nee, om dan in ieder geval te motiveren waarom dit niet is gebeurd.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel, neem dan contact op met één van onze specialisten.