Het belang van het stellen van een reële termijn tot nakoming van (contractuele) verbintenissen

Blog

Om rechtsgevolgen te kunnen verbinden aan het niet-nakomen van (contractuele) verbintenissen, is het nodig dat de wederpartij in verzuim geraakt. Dat in verzuim geraken kan op een aantal manieren. Doorgaans gebeurt dat door het sturen van een ingebrekestelling. Een recente uitspraak van de Raad van Arbitrage voor de Bouw laat zien dat het daarbij noodzakelijk is een reële termijn tot nakoming te stellen.

Inleiding

In de zaak bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw ging het om het volgende. Een onderaannemer had een overeenkomst tot aanneming van werk gesloten met zijn opdrachtgever, de hoofdaannemer. Deze opdracht strekte tot het aanbrengen van een vloer in een cellencomplex achter een politiebureau. Het werk verliep moeizaam. Dat kwam door een te krappe planning van het werk, waardoor allerlei onderaannemers door elkaar heen moesten werken. Hierdoor werd het voor de vloerenlegger haast ondoenlijk gemaakt om een deugdelijke vloer te leggen. Het resultaat van het werk was dan ook niet zoals die moest zijn. De hoofdaannemer stuurde de onderaannemer een brief door middel waarvan de onderaannemer werd gesommeerd om de gebreken binnen twee dagen na dagtekening van de brief te herstellen.

De procedure

De korte termijn die de aannemer werd gegund om het gebrek te hertellen was onder andere inzet van de juridische procedure die volgde. De onderaannemer voerde namelijk aan dat hij niet aansprakelijk gesteld kon worden voor de herstelkosten die de hoofdaannemer heeft moeten maken om de gebreken door een derde te laten herstellen, omdat hem niet de gelegenheid zou zijn geboden om daadwerkelijk tot herstel over te kunnen gaan. De onderaannemer voerde aan dat een daartoe strekkende termijn van twee dagen veel te kort was. Met andere woorden:  deze te korte termijn maakte daadwerkelijke nakoming van de contractuele verplichting illusoir. De hoofdaannemer voerde verweer tegen deze stelling door aan te geven dat het verweer van de onderaannemer niet opging, omdat hij op die ingebrekestelling überhaupt niet heeft gereageerd, althans veel later daarna.

Het oordeel van de Raad van Arbitrage in eerste aanleg

De Raad van Arbitrage neemt in eerste aanleg aan dat de onderaannemer, geconfronteerd met de onredelijk korte termijn, daarop meteen had moeten ageren en aan had moeten geven dat zij meer tijd nodig had om tot een herstel van de gebreken te kunnen komen. Nu de onderaannemer dat had nagelaten, kon hij zich niet met recht beroepen op het feit dat er een te korte termijn tot nakoming was gesteld. De bijkomstige omstandigheid dat het pasje van de onderaannemer al was ingenomen door de hoofdaannemer en dat de hoofdaannemer bij monde van de uitvoerder had aangegeven dat de onderaannemer niet meer welkom was, wordt door de Raad van Arbitrage bij dit alles onvoldoende zwaarwegend geacht. De uitkomst van de procedure in eerste aanleg is evenwel niet dat de hoofdaannemer zijn vordering toegewezen krijgt.  Een ander door de onderaannemer opgeworpen juridisch beletsel maakte namelijk toewijzing van die vordering niet mogelijk. Het ging om de vraag in hoeverre door de hoofdaannemer was aangetoond dat er daadwerkelijk schade was geleden.

De procedure in hoger beroep

De aannemer komt tegen het oordeel van de Raad van Arbitrage in eerste aanleg in hoger beroep. Ook daar komt weer het aspect naar voren dat de onderaannemer onvoldoende tijd zou zijn gegeven om tot herstel van de gebreken te kunnen komen. De Raad van Arbitrage oordeelt in hoger beroep dat de onderaannemer daarin gelijk heeft en dit tot gevolg heeft dat de vordering van de hoofdaannemer al in het “voorportaal” in de beoordeels­vorming strandt. De Raad van Arbitrage geeft aan dat een termijn van twee dagen te kort is om na te kunnen komen. Daarnaast brengt  de inname van de toegangspas door de hoofd­aannemer, het gegeven dat men al had aangegeven dat de onderaannemer niet meer welkom was en dat de onderaannemer het nog wel zou horen, met zich mee dat de onderaannemer niet op de sommatiebrief van de hoofdaannemer hoefde te ageren. Dit werd hem dus niet zwaar aangerekend. De claim van de hoofdaannemer strand aldus.

Conclusie

Deze uitspraak laat zien hoezeer het van belang is om bij het versturen van een sommatie een redelijke termijn tot nakoming te stellen. Er moet goed worden bedacht wat in het betreffende geval een redelijke termijn tot nakoming is. In veel gevallen kunnen twee dagen een redelijke en zelfs lange termijn zijn. Dat zou het geval geweest zijn, als het herstel aan de vloer maar een paar uur in beslag zou nemen. Sta daar dus bij stil als u zelf een aanmaning doet of met een aanmaning geconfronteerd wordt. 

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel, neem dan contact op met één van onze specialisten.