Oplossing als de exploitatieovereenkomst niet aan de exploitatieverordening voldoet

Blog

Het Hof Den Bosch heeft op 30 juli 2013 een arrest gewezen over de vraag wat de consequenties zijn als de exploitatieovereenkomst niet aan de exploitatieverordening voldoet.

Deze zaak deed zich voor in de gemeente Reusel-De Mierden. Er is een ontwerpbestemmingsplan voorbereid waarin het terrein van de eigenaar van de grond geheel of gedeeltelijk voor woningbouw is bestemd. Vervolgens is er een overeenkomst van ruiling gesloten vlak voordat het ontwerpbestemmingsplan in werking trad onder het voorbehoud dat de bouwbestemming ook daadwerkelijk zou worden opgenomen. In het bestemmingsplan is afgesproken dat de eigenaar van het perceel een deel van zijn grond aan de gemeente overdraagt in ruil voor een aangrenzend bouwterrein. Hiervoor zou een bedrag van ƒ 91.005,– worden betaald. Daarnaast is op dezelfde datum een exploitatieovereenkomst gesloten. De gemeente nam in deze exploitatieovereenkomst diverse verplichtingen op zich, zoals het bouwperceel bouw- en woonrijp maken voor de bouw van acht tot twaalf woningen. De eigenaar van de percelen was een exploitatiebijdrage verschuldigd van ƒ 482.332,05.

De gemeente heeft op enig moment de eerste termijn van de exploitatiebijdrage in rekening gebracht. Door de eigenaar is geweigerd om deze termijn te betalen, omdat de gemeente niet aan alle verplichtingen uit de exploitatieovereenkomst zou hebben voldaan. Vervolgens neemt de gemeente het bouwperceel in conservatoir beslag tot zekerheid voor verhaal van de eerste termijn. Daarna is het besluit genomen om de exploitatiebijdrage in te vorderen.

De eigenaar van het perceel heeft verweer gevoerd. Als eerste is door het Gerechtshof beoordeeld of de exploitatieovereenkomst nietig dan wel vernietigbaar is, omdat deze in strijd met de exploitatieverordening is gesloten. Er is door het Gerechtshof geoordeeld dat de exploitatieovereenkomst weliswaar niet nietig is, maar dat vanwege strijd tussen de exploitatieverordening en de exploitatieovereenkomst aan de exploitatieovereenkomst wel het gevolg wordt verbonden dat de gemeente de in de overeenkomst neergelegde aanspraak op de financiële bijdrage uit een oogpunt van rechtszekerheid van de betrokken grondeigenaren niet geldend kan maken.

De strijd met de exploitatieovereenkomst en de exploitatieverordening bestond eruit dat in de overeenkomst iedere omschrijving van de aard, omvang en kwaliteit van de door de gemeente aan te leggen voorzieningen van openbaar nut ontbreekt, evenals iedere aanduiding van het tijdsvak waarin deze voorzieningen worden uitgevoerd. Bovendien ontbrak een duidelijke onderbouwing van de wijze van toerekening van de kosten van deze werkzaamheden naar de mate van profijt en werd in de overeenkomst ook niet inzichtelijk gemaakt hoe de exploitatiebijdrage op basis van het aanvullende bekostigingsbesluit en de daarbij behorende begroting is berekend.

Het voorgaande betekent dat de gemeente de exploitatiebijdrage niet kan verhalen op basis van de exploitatieovereenkomst.

De gemeente valt vervolgens terug op het Burgerlijk Wetboek. Er wordt door de gemeente gesteld dat sprake is geweest van onverschuldigde betaling en dat de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan wordt gemaakt. Op basis van artikel 6:210 lid 2 BW treedt dan de vergoeding van de waarde van de prestatie op het ogenblik van ontvangst daarvoor in de plaats als de ontvangende partij is verrijkt.

Vervolgens is door het Gerechtshof beoordeeld welke bijdrage betaald zal moeten worden. Er wordt door het Hof aangesloten bij de besprekingen die over de exploitatiebijdrage zijn gevoerd en er wordt beoordeeld wat een redelijke vergoeding zou zijn. De gemeente dient aannemelijk te maken welke exploitatiebijdrage zij bij een juiste toepassing van de exploitatieverordening in rekening mocht brengen. Er is door de gemeente een berekening gemaakt van ƒ 480.314,52 (€ 217.957,23) exclusief BTW. Deze berekening is onvoldoende bestreden door de eigenaar van het perceel en het Hof stelt dan ook vast dat deze bijdrage betaald moet worden.

Kortom, de gemeente kan gelet op het voorgaande de exploitatiekosten verhalen. Om echter de discussie over dergelijke punten te voorkomen is het van belang om in de exploitatieovereenkomst zorgvuldig na te gaan of alle aspecten die in de exploitatieverordening staan opgenomen ook in de exploitatieovereenkomst worden uiteengezet.

Uiteraard is het mogelijk dat tegen dit arrest nog cassatie wordt ingesteld. De Hoge Raad zal dan beoordelen of dit arrest in stand kan blijven.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel, neem dan contact op met één van onze specialisten.