Kappen van bomen toegestaan of niet?

Blog

Schenkeveld Advocaten - Bomenkap

In een recente uitspraak van de Rechtbank Amsterdam staat de vraag centraal of het de gemeente Amsterdam, ondanks verzet van buurtbewoners, is toegestaan om 110 bomen te kappen aan de rand van het Beatrixpark. In deze zaak treedt de gemeente Amsterdam op als privaatrechtelijk rechtspersoon die (onder andere) een vergunning heeft aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: ‘college’) voor de kap van bomen.

Bezwaarprocedure

De gemeente Amsterdam wil het gebied waar de 110 bomen staan ontwikkelen voor woningbouw. Het geldende bestemmingsplan staat woningbouw op die locatie ook toe. De hoofdstedelijk bomenconsulent heeft naar aanleiding van de aanvraag van de gemeente Amsterdam aan het college (hierna ‘verweerder”) een ‘Advies kapaanvraag’ uitgebracht. Daarin wordt geadviseerd de gevraagde kapvergunning te verlenen. Vervolgens is bij besluit van 19 september 2018 (het primaire besluit) door verweerder aan de gemeente Amsterdam een vergunning verleend voor het kappen van 110 bomen in het Beatrixpark te Amsterdam (hierna: ‘de kapvergunning’).

Eisers in deze zaak hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt, waarna verweerder bij besluit van 6 mei 2019 de bezwaren van eisers ongegrond heeft verklaard. Eisers hebben tegen de beslissing op bezwaar beroep ingesteld.

Wettelijk kader

In de Bomenverordening 2014 van de gemeente Amsterdam (hierna: ‘Bomenverordening’) zijn in artikel 5, eerste en tweede lid, vijf weigeringsgronden voor het verlenen van een kapvergunning opgenomen, namelijk:

– de natuur- en milieuwaarde van de houtopstand;
– de waarde van de houtopstand voor het stadsschoon of het landschap;
– de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
– de waarde van de houtopstand voor de leefbaarheid; en
– de houtopstand komt voor op de lijst van beschermwaardige houtopstanden, genoemd in artikel 10 van de Bomenverordening.

Als voldaan wordt aan de laatste weigeringsgrond, dan móét verweerder de vergunning weigeren. Wordt voldaan aan een of meer van de overige weigeringsgronden, dan heeft verweerder de keuze om wel of niet te weigeren op grond van een belangenafweging.

Belangenafweging

De zaak bij de rechtbank Amsterdam komt uiteindelijk neer op een belangenafweging. Bij de belangenafweging staan aan de ene kant de belangen die gediend zijn met het behoud van de bomen voor de natuur, stadsschoon en leefbaarheid en aan de andere kant de belangen die gediend zijn met de kap van de houtopstand. Het advies van de bomenconsulent, waarop verweerder zich baseert, luidt dat vóór behoud van de kap nodig is dat er sprake is van een natuur- en milieuwaarde, een waarde voor het stadsschoon en een waarde voor de leefbaarheid. Echter, geen van deze waarden zijn volgens het advies in bijzondere mate aanwezig.

Bijzonder waardevolle houtopstand

Eisers voeren – kort gezegd – aan dat de aanvraag van de kapvergunning dient te worden afgewezen, omdat sprake is van een bijzonder waardevolle houtopstand. De rechtbank gaat hier niet in mee en oordeelt dat eisers niet nader hebben onderbouwd dat sprake is van een bijzonder waardevolle houtopstand. Dit hadden zij bijvoorbeeld kunnen doen door het overleggen van een rapport van een (bomen)deskundige, maar dit hebben zij nagelaten. De rechtbank gaat dan ook aan deze beroepsgrond van het weigeren van de kapvergunning op grond van de waarde van de houtopstand voorbij.

De natuur- en milieuwaarde van de houtopstand

Eisers hebben vervolgens gesteld dat de bomen een dempend effect hebben op de belasting door geluidsoverlast, vermindering van de luchtkwaliteit en CO2-uitstoot van de zuidelijk gelegen snelweg A10 en de spoorweg. Deze bezwaren zijn te herleiden tot de in artikel 5 van de Bomenverordening genoemde waarden voor het milieu en de leefbaarheid. De rechtbank oordeelt hierover dat verweerder op basis van het oordeel van verschillende deskundigen deze waarden heeft onderkend. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat verweerder onvoldoende rekening met deze waarden heeft gehouden. De rechtbank merkt ten overvloede ook nog op dat ook met deze waarden reeds rekening is gehouden bij de vaststelling van het geldende bestemmingsplan.

Ontwikkeling van woningbouw

Verweerder voert aan dat met de kap van de houtopstand het belang van ontwikkeling van woningbouw is gediend. Daarbij heeft verweerder betrokken dat deze ontwikkeling al is vastgelegd in het bestemmingsplan en er een voldoende concreet bouwinitiatief ligt voor verwezenlijking van de bestemming. Daar komt bij dat er plannen moeten worden ontwikkeld voor de terugkeer en aanplant van groen en de gemeente Amsterdam een bedrag ter compensatie van de kap in een fonds moet storten. Verweerder meent dat onder deze voorwaarden het belang dat gediend is met de kap zwaarder weegt dan het behoud van de bomen aldaar ter plaatse.

Eisers hebben hiertegen ingebracht dat de plannen nog te onduidelijk zijn. Zo wijzigt het plan continu, is onduidelijk hoeveel woningen worden gebouwd en wat de parkeerbehoefte wordt. Eisers spreken dan ook hun angst uit dat het terrein braak zal komen te liggen, nadat de betreffende bomen zijn gekapt.

De rechtbank oordeelt dat er geen signalen zijn dat de gemaakte afspraken niet zullen worden nagekomen. Eisers hebben deze stellingen ook niet voldoende onderbouwd. In het verweerschrift heeft verweerder verder het tijdspad van de werkzaamheden weergegeven. De bouw van de kavel staat gepland voor april 2021. Om dat te kunnen halen staan de voorbereidende werkzaamheden, te beginnen met onder andere de kap van de bomen, vanaf februari 2020 gepland. De overige benodigde vergunning die nodig is voor de aanvang van het bouwproject is inmiddels afgegeven en staat onherroepelijk vast. De rechtbank acht de plannen daarmee voldoende concreet.

Oordeel rechtbank

De rechtbank vindt het op grond van het voorgaande niet onredelijk dat verweerder het belang van de ontwikkeling van woningbouw bij het kappen van de 110 bomen zwaarder heeft laten wegen dan het belang van eisers bij het behoud van de bomen. Van belang daarbij is dat verweerder zorgvuldig advies heeft ingewonnen over de mogelijke weigeringsgronden, het plan om tot verandering van het gebied over te gaan al langer vastligt (in een onherroepelijk bestemmingsplan) en het bouwplan voldoende concreet is. Ook hecht de rechtbank waarde aan het feit dat de gemeente Amsterdam een bedrag in een fonds stort voor de kap van de bomen.

Conclusie

In het bestuursrecht geldt geen vast systeem omtrent bewijs en de daarmee samenhangende stelplicht en bewijslast. In zaken waar het neerkomt op een belangenafweging tussen partijen is het van groot belang dat deze belangen nader en concreet worden onderbouwd. Dit kan bijvoorbeeld door middel van deskundigenrapporten. In de onderhavige zaak hebben eisers nagelaten om hun stellingen met nader bewijs, zoals een rapport van een deskundige, toe te lichten. Mede hierdoor heeft de rechtbank in deze zaak geoordeeld dat verweerder voldoende met de belangen van eisers rekening heeft gehouden.

Heeft u vragen over deze zaak of over mogelijkheden om bezwaar te maken tegen een (verleende) vergunning? Neem dan contact op met één van onze specialisten bestuursrecht.