Een nieuw rechtsbegrip: “dubbelzinnig bezit” bij verkrijging door verjaring

Blog

Met het arrest van de Hoge Raad van 4 september 2015 lijkt de Hoge Raad de deur op een kier te hebben gezet voor een derde manier waarop een goed kan worden gebruikt, namelijk het dubbelzinnig bezit. Dat wil zeggen een vorm van gebruik waarbij de gebruiker een goed wel houdt c.q. feitelijke macht over een goed uitoefent, maar dit noch voor zichzelf (bezit), noch voor een ander (houderschap) doet.

De zaak

In de betreffende zaak ging het over een strook gemeentegrond die al jaren in gebruik was als tuin. De strook grond maakte deel uit van een ander perceel, dat gedurende lange tijd door diezelfde gemeente aan de bewoner in erfpacht was uitgeven. Later heeft de bewoner dit perceel in eigendom verworven. In de procedure betrok de bewoner de stelling dat de aanpalende strook grond tot zijn eigendom was gaan behoren doordat het recht van de gemeente om opheffing van de onrechtmatige toestand inmiddels was verjaard. De gemeente stelde zich op het standpunt dat van verjaring geen sprake kon zijn omdat van bezit, noch houderschap sprake is geweest, en dus de tijd van het onrechtmatige gebruik niet bij de verjaringstermijn “opgeteld” mocht worden. Het Hof oordeelde evenwel dat dat wel mocht. Het oordeel van het Hof is door de Hoge Raad in stand gelaten. De Hoge Raad betitelt het gebruik door de bewoner als dubbelzinnig bezit en introduceert op die manier een nieuwe rechtsvorm.

Voor de praktijk 

Dit is voor tal van verjaringskwesties, en dus voor de rechtspraktijk, van groot belang. Ondanks dat deze vorm van gebruik op zichzelf niet tot eigendomsverkrijging wegens verjaring kan leiden, is dit absoluut niet zonder gevaar voor de grondeigenaar. De kwalificatie van onrechtmatige toestand brengt namelijk met zich mee dat de verjaringstermijn gaat lopen vanaf het moment dat het dubbelzinnig bezit aanvangt. Hiermee kan in de eerste plaats na verloop van de verjaringstermijn niet meer tegen de onrechtmatige toestand worden opgetreden, maar mogen dus ook de jaren van dubbelzinnig bezit worden opgeteld bij de tijd dat de gebruiker ondubbelzinnig bezitter is.

De les die uit de uitspraak getrokken kan worden 

De onderhavige zaak toont aan dat snel handelen geboden is bij illegaal grondgebruik. Zelfs als aan de eigendomspretentie van de gebruiker getwijfeld mag worden, kan de verjaringstermijn namelijk al gaan lopen. Van belang is voorts dat na constatering van het illegaal grondgebruik er voor gekozen kan worden om in een eerste brief aan (illegale) gebruikers op te nemen dat met het gebruik wordt ingestemd, bijvoorbeeld totdat de eigenaar heeft bepaald wat er met de grond gaat gebeuren. Dat klinkt raar, maar dit voorkomt dat de verjaringstermijn waarbinnen opheffing van de onrechtmatige toestand kan verlopen, waar de gemeente in deze zaak tegenaan liep.

Mocht het vervolgtraject vervolgens niets opleveren en de gebruiker heeft niet tegen de toestemming van de eigenaar (tegen de impliciete boodschap dat sprake is van houderschap) “geprotesteerd”, dan zou in een eventuele procedure kunnen worden betoogd dat sprake is van houderschap. De eigenaar heeft in dat geval nog mogelijkheden om een eventuele rechtszaak in zijn voordeel te beslissen. Dat was voor de gemeente in deze zaak niet meer mogelijk.

Klik hier voor de uitspraak.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel, neem dan contact op met één van onze specialisten.