Aannemingsovereenkomst bij ontbreken schriftelijke opdracht?

Blog

In een normale situatie heeft een hoofdaannemer een klus, die hij uitbesteedt aan één of meerdere onderaannemers. Deze onderaannemer stelt vervolgens een offerte op legt deze offerte ter goedkeuring voor aan de hoofdaannemer. Zodra de hoofdaannemer zijn akkoord geeft op de offerte, zal de onderaannemer beginnen aan de werkzaamheden. Maar wat als de onderaannemer aan de werkzaamheden begint zonder dat er een schriftelijke opdracht is gegeven? Is er in dit geval sprake van een overeenkomst van aanneming van werk?

Ondertekende overeenkomst of opdrachtbevestiging

De rechtbank Noord-Holland heeft recent over deze twee vragen moeten oordelen. Het gaat in deze zaak om een onderaannemer die vanaf 2014 in opdracht van de hoofdaannemer werkzaamheden heeft verricht. De onderaannemer heeft in de periode van 21 februari 2016 tot en met 19 juli 2016 13 facturen verzonden aan de hoofdaannemer. De hoofdaannemer heeft deze facturen onbetaald gelaten. De onderaannemer vordert in deze zaak betaling van de openstaande facturen. De hoofdaannemer voert aan dat hij, behoudens voor de werkzaamheden van 3 van de 13 facturen, geen opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden die middels de overige 10 facturen in rekening worden gebracht. Hij wil bewijs in de vorm van een ondertekende overeenkomst of een opdrachtbevestiging. Verder stelt hij dat de werkzaamheden die zijn verricht door de onderaannemer niet goed zijn, waardoor hij zijn klant € 2.000,- korting heeft moeten geven op het project. De hoofdaannemer vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter de onderaannemer veroordeelt tot betaling van € 18.975,-. Dit bedrag bestaat voor € 8.975,- aan kosten voor herstel die hij heeft moeten maken en € 10.000,- aan reputatieschade die hij zou hebben geleden.

Totstandkoming overeenkomst

De kantonrechter gaat bij de beoordeling van het standpunt van de hoofdaannemer in op de totstandkoming van overeenkomsten. Hij stelt dat een overeenkomst van (onder)-aanneming van werk tot stand komt door aanbod en aanvaarding. Het bewijs van het bestaan van een dergelijke overeenkomst kan geleverd worden door een schriftelijke stuk, bijvoorbeeld een opdrachtbevestiging of een ondertekende overeenkomst. Het ontbreken van een schriftelijk stuk betekent niet dat het bestaan van overeenkomst van (onder-)aanneming niet kan worden aangetoond.

Wettelijke context

De kantonrechter sluit hier aan bij de wet. In artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: “BW”) staat dat er voor de totstandkoming van een overeenkomst sprake dient te zijn van een aanbod en de aanvaarding daarvan. Een veelvoorkomend misverstand is dat een overeenkomst alleen schriftelijk tot stand kan komen. Artikel 3:37 lid 1 BW stelt dat een overeenkomst in principe vormvrij is. Dit betekent dus dat het mogelijk is om een mondelinge overeenkomst te sluiten. Het enige probleem hierbij is natuurlijk dat het bestaan van een mondelinge overeenkomst in de praktijk lastiger te bewijzen zal zijn dan het bestaan van een schriftelijke overeenkomst.

Bewijslast (mondelinge) overeenkomst

Een algemene regel die volgt uit artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is dat de partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, de bewijslast draagt van die feiten of rechten. In dit geval is het de onderaannemer die stelt dat er sprake is van een (mondelinge) overeenkomst en hij is dus ook degene die het bestaan van die overeenkomst dient te bewijzen.

Normale gang van zaken

Tijdens de mondeling behandeling heeft de onderaannemer uiteengezet op welke wijze partijen vanaf 2014 zaken met elkaar deden. Zo was er volgens de onderaannemer nooit sprake van een schriftelijke opdracht, maar was de normale gang van zaken dat er mondeling overleg plaatsvond voor de klus en er na afloop een factuur gestuurd werd. Over de jaren 2014, 2015 en 2016 is er ook nooit een opdrachtbevestiging verstuurd. Dat dit de normale gang van zaken was, is ook niet of niet voldoende door de hoofdaannemer betwist. Hier komt bij dat dat onweersproken is gesteld dat de hoofdaannemer de thans door hem betwiste facturen in 2016 heeft ontvangen en dat hij vervolgens niet heeft geprotesteerd door aan te voeren dat de facturen voor hem onbekende werken betreffen. Daarnaast is van belang dat de hoofdaannemer ook niet per mail heeft betwist dat hij opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden. Ten slotte wijst de kantonrechter op een e-mail waarin de hoofdaannemer erkent dat hij opdracht heeft gegeven voor werkzaamheden aan een adres die zag op één van de 10 onbetaalde facturen. Hiermee is de stelling van de hoofdaannemer dat hij geen opdrachten heeft verstrekt ongeloofwaardig. De kantonrechter wijst de vordering van de onderaannemer dan ook volledig toe.

Conclusie

Een overeenkomst tussen partijen kan ook mondeling worden gesloten. Dit brengt wel met zich mee dat het achteraf lastiger zal worden om het bestaan van een dergelijke overeenkomst aan te tonen. De bewijslast voor het bestaan van een overeenkomst ligt bij de partij die zich beroept op het bestaan van die overeenkomst. Om het bestaan van een mondelinge overeenkomst aan te tonen kan aansluiting worden gezocht bij hoe partijen normaliter zaken met elkaar doen. Als blijkt dat er sprake is van een bepaald patroon waar er altijd op één bepaalde manier zaken wordt gedaan en er andere indicatoren zijn waaruit het bestaan van aanbod en aanvaarding blijkt, kan er sprake zijn van een mondelinge overeenkomst.

Als u vragen heeft over (mondelinge) overeenkomsten van aanneming van werk, kunt u altijd contact opnemen met één van onze specialisten vastgoedrecht.

Lees ook: Onderscheid aannemingsovereenkomst en overeenkomst van opdracht