Zoon wil in sociale huurwoning blijven wonen na overlijden moeder, kan dit zomaar?

Blog

Schenkeveld Advocaten - huizen tekening

In een recente uitspraak heeft de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam geoordeeld over de vraag of een zoon na het overlijden van zijn moeder in de sociale huurwoning van zijn moeder in Amsterdam mocht blijven wonen. Kan de zoon (hierna: “eiser”) zich beroepen op een duurzame gezamenlijke huishouding of toch niet?

Feiten

Stichting Ymere (hierna: “Ymere”) verhuurt sinds 20 april 2010 de woning in Amsterdam aan de moeder van eiser. In 2014 is eiser, nadat hij de relatie met zijn echtgenote had verbroken, op 55-jarige leeftijd bij zijn moeder ingetrokken. Eiser heeft zich op 20 mei 2015 in laten schrijven op het adres van zijn moeder in het Basisregistratie Personen (BRP). De moeder van eiser kon op dat moment niet meer zelfstandig wonen. Eiser heeft daarom de (mede) zorg van zijn moeder op zich genomen.

Medehuurderschap

Op 26 mei 2016 heeft eiser bij Ymere medehuurschap aangevraagd. Dit is door Ymere geweigerd, omdat eiser nog geen twee jaar bij zijn moeder woonde. Vervolgens heeft eiser nog Ymere nog meerdere keren verzocht medehuurderschap toe te staan en heeft hij – nadat zijn moeder is overleden – een verzoek gedaan tot voortzetting van de huur op zijn eigen naam. Ymere heeft deze verzoeken afgewezen, waarna eiser een procedure is gestart bij de rechtbank Amsterdam. In deze procedure vordert eiser dat wordt bepaald dat hij met ingang van 14 september 2018 de huurovereenkomst van de woning op eigen naam mag voortzetten.

Duurzame gemeenschappelijke huishouding

De centrale vraag van deze zaak is of tussen eiser en de moeder een duurzame gemeenschappelijke huishouding bestond. Deze vraag laat zich niet eenduidig beantwoorden, maar dient beantwoord te worden aan de hand van de omstandigheden van het geval in onderling verband, aldus de Hoge Raad. Zo is bijvoorbeeld van belang of er gezamenlijk activiteiten worden ondernomen, de (huishoudelijke) kosten samen worden gedeeld, er sprake is van de intentie om langdurig samen te wonen, de ruimtes van de woning allemaal gemeenschappelijk zijn en of er sprake is van wederzijdse zorg.

Geen wederkerige relatie in deze zaak

De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. De kantonrechter oordeelt daartoe dat eiser na zijn scheiding noodgedwongen bij zijn moeder is gaan wonen, aangezien het volgens eiser als gescheiden man onmogelijk is om in Amsterdam woonruimte te vinden. Eiser geeft daarbij aan dat hij aangewezen is op een sociale huurwoning, waarvoor in Amsterdam Oud-West een wachttijd van 25 jaar geldt.

Volgens de kantonrechter kan hieruit niet worden geconcludeerd dat eiser als uitgevlogen kind is teruggekeerd naar zijn moeder om met haar een wederkerige relatie aan te gaan, maar juist dat hij dit voornamelijk heeft gedaan omdat hij om een woning verlegen zat en zijn moeder om zorg. Dat dit zo was blijkt ook uit de onbetwiste omstandigheid dat eiser zich in april 2015 bij Woningnet heeft ingeschreven. Ook heeft hij in november en december 2016 gereageerd op woningen en is hij daarmee  gestopt toen hij besefte dat hij niet voor een woning in aanmerking zou komen. Daarnaast heeft eiser niet voldoende aangetoond dat hij de kosten van de woning gezamenlijk met zijn moeder deelde. Deze werden weliswaar van de en/of rekening betaald, maar op deze rekening werden alleen gelden van de moeder gestort. Tot slot volgt uit de omstandigheid dat eiser samen met zijn moeder in vakanties naar Marokko ging, niet dat zij een gemeenschappelijke huishouding voerden. Marokko is immers het geboorteland van beiden en onbetwist is gebleven dat zij daar familie hebben bezocht.

De kantonrechter oordeelt dat niet blijkt dat er sprake is geweest van een gemeenschappelijke huishouding, waardoor de vordering tot voortzetting van de huurovereenkomst wordt afgewezen. Eiser verblijft daarmee zonder recht of titel in de woning en dient het gehuurde daarom te ontruimen.

Conclusie

Indien u bij een vriend(in), kennis of familielid in de huurwoning intrekt, heeft u na twee jaar de optie om de verhuurder te verzoeken medehuurder te worden. Hiervoor dient sprake te zijn van een duurzame gemeenschappelijke huishouding en de hoofdhuurder dient met het medehuurschap in te stemmen. Als de kosten van de woning samen gedeeld worden, er gezamenlijke activiteiten worden ondernomen en de ruimtes van de woning allemaal gemeenschappelijk zijn, zou sprake kunnen zijn van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Of hier in de praktijk echter sprake van is, dient beantwoord te worden naar de omstandigheden van dat specifieke geval in hun onderlinge verband. Het feit dat een gescheiden man geen andere woning in Amsterdam kan vinden is – zo volgt uit deze uitspraak – in ieder geval niet voldoende.

Als u vragen heeft over huur gerelateerde zaken, kunt u contact opnemen met één van onze specialisten huurrecht.