Sluiting pand op basis Opiumwet als eigenaar/verhuurder niet op de hoogte is?

Blog

Schenkeveld Advocaten - hennepplant

De rechtbank heeft bepaald dat een pand met hennepplantage niet mag worden gesloten omdat de eigenaar niet op de hoogte was. In de uitspraak van 5 februari 2020 beoordeelt de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) of deze uitspraak van de rechtbank in stand kan blijven.

Grondslag sluiting Opiumwet

Appellant is eigenaresse van een bedrijfspand in Rijswijk. Zij verhuurde dit pand vanaf 1 december 2017. Nog geen drie maanden later is op 20 februari 2018 de politie in dit pand binnengetreden. Uit de bestuurlijke rapportage die de politie op 27 februari 2018 voor de burgemeester heeft opgemaakt, blijkt dat in het pand 425 hennepplanten, 30 assimilatielampen, 30 armaturen, 4 koolstoffilters, 29 transformatoren, 13 ventilatoren, 1 kachel en 3 slakkenhuizen zijn aangetroffen. De burgemeester heeft de hennepkwekerij aangemerkt als een ernstig geval in de zin van het Damoclesbeleid, dat wordt gehanteerd in de gemeente Rijswijk, en het pand op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet gesloten voor de duur van negen maanden, conform het Damoclesbeleid.

Oordeel rechtbank

Ernstig geval

De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester de hennepkwekerij terecht heeft aangemerkt als een ernstig geval en daarmee bevoegd was het pand te sluiten. Dat nog geen sprake was van verkoop, is voor het ontstaan van de bevoegdheid niet van belang. Dit is ook in lijn met de rechtspraak van de Afdeling.

Bijzondere omstandigheden

Vervolgens heeft de rechtbank beoordeeld of de omstandigheden in dit geval moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden waardoor niet tot sluiting zou mogen worden overgegaan. De navolgende omstandigheden zijn hiervoor volgens de rechtbank van belang:

  • Appellant heeft zich vergewist van de identiteit van de huurder door een kopie van het paspoort te verlangen en een uittreksel bij de Kamer van Koophandel op te vragen van het aannemersbedrijf van huurder;
  • Het aannemersbedrijf had eerder naar genoegen een klus uitgevoerd voor de beheerder van het pand;
  • In de huurovereenkomst was opgenomen dat het gehuurde uitsluitend bestemd was om te worden gebruikt als bedrijfsruimte voor opslag van bouwmaterialen en dat het niet toegestaan was zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de verhuurder een andere bestemming aan het gehuurde te geven;
  • Ter zitting is verklaard dat inmiddels in de huurovereenkomst een expliciet verbod op het kweken van hennep is opgenomen;
  • De huurder betaalde de huur per bank; en
  • De hennepkwekerij is binnen drie maanden nadat het pand werd verhuurd ontdekt, er was nog niet geoogst en appellant heeft hierdoor schade geleden.

Volgens de rechtbank zijn de omstandigheden vergelijkbaar met de omstandigheden in de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2019. Gelet op bovenvermelde omstandigheden heeft de burgemeester volgens de rechtbank niet in redelijkheid het pand kunnen sluiten.

Oordeel Afdeling

De burgemeester stelt hoger beroep in. Net zoals de rechtbank overweegt de Afdeling dat de sluiting van het pand in beginsel noodzakelijk moet zijn. De vraag of appellant een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, komt in dit kader aan de orde.

Appellant is niet betrokken geweest

De Afdeling overweegt dat vaststaat dat appellant niet betrokken is geweest bij de aangetroffen hennepkwekerij. Dat betekent niet automatisch dat haar geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Voor de beoordeling is van belang dat appellant niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in haar pand. Het gaat hier om een zogeheten zorgplicht.

In dat kader wordt van degene die een pand verhuurt, verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt. De rechtspraak daarover brengt mee dat verhuurders concreet toezicht moeten houden op het gebruik van een pand dat zij verhuren (zie de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2019).

Toezicht houden als verhuurder

Appellant is voor het aangaan van de huurovereenkomst nagegaan of zij met een bonafide huurder te maken had en het pand was nog maar drie maanden verhuurd. Desondanks heeft de burgemeester zich volgens de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat zij al wel had moeten controleren, gelet op het feit dat de kweekcyclus van hennep normaal gesproken acht tot tien weken duurt. Dat de gemeente geen voorlichting heeft gegeven over wat van een verhuurder verwacht wordt qua controle, maakt dit niet anders, mede gelet op de deskundigheid van appellant als verhuurder met een professionele achtergrond.

De rechtbank heeft volgens de Afdeling bovendien niet onderkend dat de omstandigheden in deze zaak op belangrijke punten verschillen met die in de uitspraak van 13 maart 2019. De burgemeester van Helmond had wel voorlichting gegeven door middel van een folder en de verhuurder had conform de informatie in de folder na drie maanden het pand gecontroleerd. Hij had toen zelf ontdekt dat de politie het pand had ontruimd. Daarnaast had de burgemeester van Helmond, in tegenstelling tot de burgemeester van Rijswijk, eerder besloten af te zien van sluiting in vergelijkbare omstandigheden.

Appellant heeft schade geleden, maar in samenhang bezien met de overige omstandigheden heeft de burgemeester dit niet onevenredig hoeven achten.

Inmiddels heeft appellant in de huurovereenkomst een expliciet verbod op hennepkwekerijen opgenomen, maar dit stond niet in de huurovereenkomst met de huurder die in het pand zat toen de hennepplanten werden aangetroffen. Dit is daarom  anders dan de rechtbank heeft geoordeeld niet relevant voor de evenredigheidstoets. Opgemerkt wordt nog dat een expliciet verbod op het houden van een hennepkwekerij in veel huurovereenkomsten voorkomt, maar dat ook die bepaling op zichzelf niet veel soelaas zal bieden voor een verhuurder.

Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht zijn die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.

De burgemeester heeft dus in redelijkheid gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid om het pand te sluiten. De rechtbank heeft ten onrechte anders geoordeeld.

Les voor de praktijk

Gelet op deze uitspraak is sluiting van een pand mogelijk als de eigenaar niet op de hoogte was van de hennepplantage. Feitelijk kan er verlangd worden dat er elke 8 tot 10 weken wordt gecontroleerd. Als sprake is van een professionele hennepkwekerij dan maakt het niet uit als de gemeente geen voorlichting heeft gegeven. Bij een niet professionele hennepkwekerij kan dit wel van belang zijn. Ook het opnemen van een bepaling in een huurovereenkomst, met een verbod op een hennepkwekerij, zal weinig doel treffen. Het is daarom uitermate van belang om als verhuurder van een pand een aantoonbare actieve houding te hebben. Immers, als verhuurder heb je een zorgplicht.

Heeft u naar aanleiding van deze nieuwsflash nog vragen, neem dan contact opnemen met één van onze specialisten overheidsrecht.

Lees hier meer blogs over de opiumwet.