Pandrecht op vorderingen: waar moet u op letten?

Blog

Schenkeveld Advocaten - goudstaaf

Als u een lening verstrekt wilt u natuurlijk wel dat u dat bedrag ook terug krijgt. Daarvoor kunt u de ander op zijn of haar blauwe ogen vertrouwen, maar u kunt ook om een zogenaamde zekerheid vragen. Het  hypotheekrecht is zo’n zekerheid, maar het pandrecht ook. In dit artikel vertelt Schenkeveld Advocaten u meer over het pandrecht.

Wat is een pandrecht?

Een pandrecht is een zogenaamd zekerheidsrecht: een recht dat een schuldeiser op iets (een onderpand) vestigt om zeker te stellen dat een vordering wordt voldaan. Anders dan het hypotheekrecht kan het pandrecht niet worden gevestigd op registergoederen (onroerende zaken en teboekgestelde schepen). Maar een schuldeiser kan wel op heel veel andere zaken een pandrecht vestigen: op roerende zaken, zoals de voorraad of de inventaris van de schuldenaar, maar ook op aandelen en op vorderingen van de schuldenaar op zijn debiteuren.

Hoe werkt een pandrecht op vorderingen?

Op vorderingen kan een zogenaamd stil pandrecht of een openbaar pandrecht worden gevestigd. Een stil pandrecht wil zeggen dat partijen het pandrecht vastleggen in een notariële akte of een onderhandse akte, die vervolgens wordt geregistreerd bij de Belastingdienst. De debiteur van de schuldenaar weet dan in principe niets van het pandrecht. Bij een openbaar pandrecht volstaat een niet-geregistreerde onderhandse akte, maar in dat geval moeten partijen wel aan de debiteur van de schuldenaar laten weten dat de vordering is verpand.

Wat is het voordeel van een pandrecht?

Het voordeel van een pandrecht is dat de schuldeiser die het pandrecht heeft gevestigd (de pandhouder) de zekerheid heeft van terugbetaling. Zo mag een pandhouder bijvoorbeeld in een faillissement van de schuldenaar in de meeste gevallen doen alsof er geen faillissement is. Hij kan zich dan verhalen op het verpande goed of de verpande vordering, waar andere schuldeisers achter in de rij moeten aansluiten. Maar ook als er (nog) geen faillissement is mag de pandhouder zich op het onderpand verhalen op het moment dat de schuldenaar in verzuim is. De pandhouder hoeft dan niet eerst een gerechtelijk vonnis te halen en beslag te leggen.

Meerdere pandrechten op vorderingen: wat dan?

Het komt regelmatig voor dat er op (omvangrijke) vorderingen meerdere pandrechten rusten. Zo bedingen banken bij het aangaan van een zakelijk krediet vrijwel altijd pandrechten op bedrijfsactiva en vorderingen. Vaak vestigen anderen schuldeisers, bijvoorbeeld binnen een holdingstructuur, ook pandrechten. Ingeval van verzuim of faillissement kan de vraag zich dan voordoen welk pandrecht voorrang heeft. Zo ook in een zaak waarin het Gerechtshof in Den Bosch onlangs uitspraak deed.

In deze zaak had ABN AMRO een financiering gegeven aan werkmaatschappij Recycling, waarvoor zij een pandrecht op de debiteuren van Recycling had verkregen. Vervolgens verstrekte moedervennootschap Holding (via Beheer) intern ook allerlei leningen aan (onder andere) Recycling en verkreeg hiervoor ook een pandrecht op de debiteuren van Recycling. In het zicht van het faillissement van Recycling maakten ABN AMRO en Holding hun pandrecht openbaar en inde de vorderingen op de debiteuren van Recycling. Vervolgens werd Recycling failliet verklaard. Holding maakte bij de curator van Recycling op grond van haar pandrecht aanspraak op het surplus, te weten het bedrag dat na incasso van de debiteuren door ABN AMRO aan opbrengst was overgebleven. De curator was het daar niet mee eens en was van mening dat het surplus in de boedel van het eveneens failliete Beheer viel, omdat Beheer óók een pandrecht op de debiteuren van Recycling had gevestigd.

In een dergelijk geval kunnen partijen, als zij er samen niet uitkomen, aan de rechtbank vragen een zogenaamde rangregeling vast te stellen. De rangorde van verpandingen wordt daarbij in beginsel bepaald door het tijdstip waarop de verpanding is gevestigd: ouder gaat in rang boven jonger. Daarbij geldt dan dat pas nadat de vordering van de pandhouder met de hoogste rang volledig is voldaan, de daaropvolgende rangoudste aan bod komt. In deze zaak bepaalde het gerechtshof dat daarbij ook geldt dat degene die een stil pandrecht eerder openbaar maakt, daardoor géén sterker pandrecht krijgt.

In deze zaak waren de verpandingen op dezelfde dag gevestigd en op dezelfde dag bij de Belastingdienst geregistreerd. Daarom heeft het Gerechtshof naar de inhoud van de verschillende stukken gekeken. Op basis van die stukken heeft het hof geconcludeerd dat het pandrecht van Holding tweede in rang was (na het pandrecht van ABN AMRO), en het pandrecht van Beheer derde in rang. In deze zaak ging het surplus dus naar Holding. De curator (of eigenlijk de boedel) kon fluiten naar zijn geld.

Conclusie

Het vestigen van meerdere zekerheidsrechten en het verpanden van vorderingen is ingewikkelde materie, en daardoor altijd maatwerk. Daarom is het van belang dat u zich zowel bij de vestiging als bij de mogelijke uitwinning goed laat adviseren over uw mogelijkheden.

Heeft u vragen over zekerheidsrechten? Of wilt u advies over mogelijke pandrechten? Neemt u dan gerust contact op met onze advocaten ondernemingsrecht.