Opzeggen van een duurovereenkomst door de gemeente

Blog

Staat het de gemeente vrij om een duurovereenkomst over de distributie van gas voor onbepaalde tijd op te zeggen? De voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant heeft deze vraag onlangs beantwoord.

Obragas Holding N.V. (‘Obragas’) heeft met de gemeentes Veghel, Bernheeze en Uden een overeenkomst gesloten op 14 maart 2002 over het door Obragas geëxploiteerde gasdistributienet. Obragas heeft in onder andere deze gemeentes gezorgd voor de levering van gas. De daarvoor benodigde leidingen liggen in gemeentegrond.

In de overeenkomst is bepaald dat een zakelijk recht (opstalrecht) wordt gevestigd op de aan de gemeentes toebehorende gronden. Deze opstalrechten zijn nooit gevestigd.

De gemeentes zeggen op 29 november 2013 de overeenkomst op. Als argument stellen zij dat in het vervolg op basis van de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur en de Beleidsregel nadeelcompensatie zal worden gewerkt. De overeenkomst wordt opgezegd per 1 juli 2014.

De rechtsopvolger van Obragas meent dat de gemeentes gehouden zijn om de gesloten overeenkomst gestand te doen en ook dat zij na 1 juli 2014 aan die overeenkomst zijn gebonden. In kort geding vordert zij onder meer dat de gemeentes de overeenkomst nakomen en dat de vereiste opstalrechten alsnog worden gevestigd.

De gemeentes wijzen allereerst naar het arrest De Ronde Venen/Stedin uit 2011. Daarin heeft de Hoge Raad – kort gezegd – bepaald dat als de overeenkomst zelf niet voorziet in een opzeggingsregeling, een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar is. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen met zich meebrengen dat opzegging alleen mogelijk is als daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat. Eiseres stelt dat dit arrest in dit kort geding niet opgaat, omdat de omstandigheden anders zijn dan die in voornoemd arrest.

De voorzieningenrechter gaat daar niet in mee. Weliswaar is in de overeenkomst ontbinding of vernietiging uitgesloten, maar dat zegt niets over beëindiging daarvan door opzegging. Ook is er geen bepaling in de overeenkomst die opzegging uitsluit. Ook zonder zwaarwegende grond mochten de gemeentes volgens de voorzieningenrechter de overeenkomst opzeggen. Het feit dat na 1 juli 2014 de situatie zal vallen onder de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuur maakt dat niet anders.

Het door eiseres ingenomen standpunt dat de opstalrechten alsnog moeten worden gevestigd, acht de voorzieningenrechter in strijd met de bedoeling van de overeenkomst. Dat zou in deze omstandigheden leiden tot misbruik van bevoegdheid. Die vordering is namelijk alleen maar ingesteld om de oude situatie onder de overeenkomst voort te zetten ondanks het feit dat de overeenkomst is opgezegd.

De vorderingen worden dan ook afgewezen waardoor de overeenkomst per 1 juli jl. definitief is beëindigd.

Bent u geïnteresseerd in de volledige uitspraak, klik dan hier.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel, neem dan contact op met één van onze specialisten.