Mag een woning worden gesloten vanwege het aantreffen van explosieve materialen?

Blog

Schenkeveld Advocaten - slot

De burgemeester van Amsterdam heeft besloten om een woning te sluiten waarin diverse materialen zijn aangetroffen die verband houden met het voorbereiden van het uitvoeren van plofkraken. Houdt de sluiting voor deze woning stand?

Wet Victoria

In dit geval heeft de burgemeester voor de sluiting de artikelen 172, 174a en 175 van de Gemeentewet als grondslag gebruikt. Artikel 172 betreft de handhaving van de openbare orde, artikel 175 betreft het geven van noodbevelen en artikel 174a wordt wel aangeduid als de Wet Victoria. Deze ‘wet’ biedt een grondslag voor sluiting van een woning ook als sprake is van niet-drugsgerelateerde activiteiten.

Parlementaire geschiedenis artikel 174a Gemeentewet

Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat artikel 174a Gemeentewet oorspronkelijk uitsluitend bedoeld is om te kunnen optreden tegen verstoring van de openbare orde als gevolg van drugshandel in een woning.[1] Inmiddels kan artikel 13b van de Opiumwet daarvoor worden gebruikt.

Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel van artikel 174a Gemeentewet is de reikwijdte verruimd naar verstoringen van de openbare orde die niet-drugsgerelateerd zijn.[2] Daarnaast is ook opgemerkt dat sluiting van een woning slechts gerechtvaardigd kan zijn bij overlast die wat betreft de risico’s voor de omgeving te vergelijken is met drugsoverlast.[3]

Overlast met maatschappelijke onaanvaardbare vormen

Het moet gaan om overlast die maatschappelijk onaanvaardbare vormen heeft aangenomen en die niet met andere, minder ingrijpende middelen kan worden bestreden, aldus de nota. Bij de totstandkoming van artikel 174a van de Gemeentewet heeft de wetgever verder benadrukt dat onder ‘verstoring van de openbare orde’ een ernstige bedreiging van de veiligheid en gezondheid van mensen in de directe omgeving van de woning betekent.

Concrete objectieve en verifieerbare gegevens

De burgemeester moet dus aannemelijk maken dat vanuit de woning of het bijbehorende erf de openbare orde rond de woning wordt verstoord. In dat geval is hij bevoegd om op grond van artikel 174a van de Gemeentewet om tot sluiting van de woning over te gaan. De burgemeester zal daarbij aannemelijk moeten maken dat de verstoring van de openbare orde niet afdoende kan worden bestreden met minder ingrijpende maatregelen. Dit moet hij aantonen aan de hand van concrete, objectieve en verifieerbare gegevens.[4]

Uitspraak sluiting woning vanwege ernstige overlast

Het bovenstaande komt aan de orde in een uitspraak waarbij ik voor een gemeente een procedure heb gevoerd over sluiting van een woning. In die zaak ging het om ernstige overlast in combinatie met drugsgebruik door de bewoners zonder dat van handel sprake was. De woning mocht worden gesloten mede vanwege het feit dat er een goed dossier was opgebouwd en eerst geprobeerd was om de overlast op een andere manier te beëindigen.

Artikel 174a Gemeentewet kan gelet op bovengenoemde uitspraak worden gebruikt als sprake is van ernstige overlast, maar dan moet er wel een goed dossier worden opgebouwd en moeten er voldoende inspanningen zijn gedaan om de overlast op andere manieren op te lossen. Van belang daarbij is om niet te snel tot sluiting over te gaan.

Ook sluiting van een woning zonder overlast?

In een zaak in de gemeente Amsterdam was er zelfs niet zijdelings sprake van drugsgebruik. Wel zijn er explosieve materialen aangetroffen in de woning die verband houden met het voorbereiden en uitvoeren van plofkraken. Die materialen waren bedoeld om een zogenaamde pizzaschijf te maken voor het plegen van plofkraken. Daarnaast zijn er ook nog bivakmutsen aangetroffen, een breekijzer, een hoofdlampje en grote tassen voor het geld. De woning is onderzocht doordat de zoon is aangehouden in verband met een plofkraak. De zoon was huurder en medebewoner van de woning.

Ernstige overlast

Opvallend is dat de maatstaf uit de parlementaire geschiedenis niet wordt gebruikt. Sluiting van een woning is namelijk alleen gerechtvaardigd bij overlast die wat betreft de risico’s voor de omgeving te vergelijken is met drugsoverlast. In dit geval lijkt het te gaan om ernstige bedreiging van de veiligheid en gezondheid van mensen in de directe omgeving van de woning. Dat blijkt echter niet uit de uitspraak.

Grondslag herstel openbare orde

De burgemeester geeft namelijk als grondslag voor de sluiting aan dat de openbare orde is verstoord en op deze manier weer hersteld dient te worden. Daarnaast heeft de burgemeester aan het besluit ten grondslag gelegd dat zij het risico op herhaling wil voorkomen en aan de buitenwereld het signaal wil geven dat de openbare orde is hersteld.

Geen verstoring openbare orde

Door de eigenaar van de woning wordt aangevoerd dat de openbare orde niet was verstoord want de explosieven waren tenslotte weggenomen door de politie. Ook waren er geen bezoekers voorafgaand aan de plofkraak bij de woning gesignaleerd.

De rechter erkent dat het toepassen van de sluitingsbevoegdheid zeer ingrijpende gevolgen heeft voor de gebruiker van de woning. Om deze reden hanteert de burgemeester het uitgangspunt dat bij een ernstig gevaar voor de openbare orde in beginsel niet tot sluiting van een woning wordt overgegaan maar dat wordt volstaan met een waarschuwing.

Ernstig geval?

In ernstige gevallen mag hiervan echter worden afgeweken en de burgemeester betoogt dat dat hier het geval is. De verzwarende omstandigheden zijn dat er sprake is van recidive omdat de bewoner, dus de zoon, eerder materialen in de berging heeft opgeslagen voor het fabriceren van explosieven en dat hij meerdere malen is veroordeeld voor het plegen van plofkraken.

Geen verwijt

Verzoeker betoogt dat haar geen verwijt kan worden gemaakt omdat zij slachtoffer is van de criminele activiteiten van haar zoon. De rechter geeft aan dat de vraag of er een verwijt te maken valt geen rol speelt bij de beoordeling of sprake is van een gevaar voor de verstoring van de openbare orde. Dat de hoofdbewoonster van helemaal niets zou hebben geweten volgt de rechter niet want de zoon is meerdere malen veroordeeld en niet aannemelijk is dat zij dit niet wist. Er had van haar verwacht kunnen en moeten worden dat zij extra oplettend was geweest omdat haar zoon eerder criminele activiteiten in de berging had uitgevoerd.

Sluiting woning gerechtvaardigd

De rechter is van oordeel dat deze omstandigheden een sluiting van de woning rechtvaardigen en dat daarbij de persoonlijke belangen van verzoeker ondergeschikt mogen worden gemaakt aan het algemeen belang. Daarbij heeft de burgemeester overigens in een later stadium op basis van nieuwe informatie een andere afweging gemaakt van de betrokken belangen en is de sluiting van de woning weer opgeheven.

Het beroep is ongegrond.

Sluiting woning is mogelijk

Deze uitspraak laat zien dat ook in het geval van een verstoring van de openbare orde een sluiting van een woning gerechtvaardigd kan zijn gelet op de artikelen 172, 174a en 175 Gemeentewet. Tegen deze uitspraak staat overigens nog gedurende zes weken hoger beroep open. Klik hier voor de uitspraak: ECLI:NL:RBAMS:2021:2648, Rechtbank Amsterdam, AMS 21/2319 en 20/1648 (rechtspraak.nl)

Van belang bij een sluiting op grond van de Wet Victoria is dat met objectieve gegevens wordt aangetoond waar de ernstige overlast uit bestaat. Er mag niet lichtvaardig besloten worden om tot sluiting over te gaan maar eerst zal geprobeerd moeten worden om op andere wijze te interveniëren.

Als u meer wilt weten over sluiting van een woning of de wijze waarop tot interventie kan worden besloten dan kunt u zich wenden tot één van onze specialisten.

[1] Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 16 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP4697, was in het oorspronkelijke wetsvoorstel inzake de invoeging van artikel 174a in de Gemeentewet (Kamerstukken 11 1995/96, 24 699, nr. 2) de in dat artikel neergelegde sluitingsbevoegdheid, naar ook bevestigd werd in de memorie van toelichting (Kamerstukken 11 1995/96, 24 699, nr. 3).
[2] Nota van wijziging, Kamerstukken II 1996/97, 24 699, nr. 6.
[3] Nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstukken II 1996/97, 24 699, nr. 5.
[4] Kamerstukken 11 1996/97, 24 699, nr. 13, blz. 20.