Laat de Afdeling een besluit tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod in stand?
Wanneer kan een tijdelijk huisverbod worden opgelegd?
Op grond van artikel 2, eerste lid van de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: “de Wth”) kan de burgemeester een huisverbod opleggen aan een persoon als uit feiten en/of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten en/of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Het verbod geldt voor de periode van tien dagen. Deze periode kan op grond van artikel 9 Wth worden verlengd. De rechter betrekt bij de beoordeling van het huisverbod ook de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het opleggen van het huisverbod. Dit volgt uit artikel 6, tweede lid van de Wth.
Inhoudelijk
Voordat de burgemeester van de gemeente Heereveen het besluit tot het opdragen van een tijdelijk huisverbod heeft genomen, is de Risicotaxatie instrument Huiselijk Geweld (hierna: “RiHG”) ingevuld. Dit is ook gebruikelijk in dergelijke zaken. De burgemeester heeft zich in het besluit van 4 november 2013 op het standpunt gesteld dat uit het RiHG naar voren komt dat geweldsantecedenten op naam van de wederpartij zijn geregistreerd, hij onberekenbaar is, hij verbaal geweld gebruikt, jegens hem een ernstige verdenking bestaat van het mishandelen van de echtgenoot, hij verslaafd is geweest aan alcohol en hij verantwoordelijkheid ontkent en deze bij de echtgenote legt. De burgemeester is van oordeel dat gelet hierop de aanwezigheid van de wederpartij in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert dan wel een ernstig vermoeden van dit gevaar voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijf oplevert.
De wederpartij voert aan dat hij geen ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van zijn echtgenote omdat hij meer dan vijf jaar geleden slechts tweemaal voor geweldsdelicten is veroordeeld. Bovendien ontkent hij dat hij verbaal geweld heeft gebruikt, zijn echtgenote heeft mishandeld en verslaafd is geweest.
Voorlopige voorziening
Aangezien het huisverbod slechts voor tien dagen (behoudens verlenging) geldt, wordt direct een voorlopige voorziening aanhangig gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelt dat het besluit van 4 november 2013 tot het opleggen van het huisverbod ten tijde van het nemen ervan onrechtmatig was. De reden zou zijn dat de echtgenote al uit de woning was vertrokken op het moment dat de behandeling van de voorlopige voorziening plaatsvond.
Beroep
De burgemeester betoogt in beroep dat het onduidelijk was of de echtgenote de woning had verlaten waardoor de voorzieningenrechter het beroep tegen het besluit van 4 november 2013 gegrond had moeten verklaren, maar de rechtsgevolgen in stand had moeten laten. Dit omdat de onrechtmatigheid van het besluit van 4 november 2013 is gelegen in feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na de oplegging van het huisverbod.
Toetsing huisverbod
Uit jurisprudentie van de Afdeling volgt dat de rechter bij een tijdelijk huisverbod in de eerste plaats moet toetsen of het huisverbod had mogen worden opgelegd. En, in het geval het is verlengd, of het had mogen worden verlengd. Op het moment dat het huisverbod nog geldt moet ook worden beoordeeld of zich feiten en omstandigheden hebben voorgedaan waaruit blijkt dat de dreiging van gevaar of het vermoeden daarvan zich ten tijde van de toetsing door de rechter niet langer voordoet zodat het niet gerechtvaardigd is om het huisverbod te laten voortduren.
Indien de rechter het besluit tot oplegging van het huisverbod vernietigt wegens feiten en omstandigheden die zich na de oplegging van het huisverbod hebben voorgedaan, moet de rechter bezien of er aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten tot het moment van zijn uitspraak.
Feiten niet (alleen) bewijzen
Uit jurisprudentie van de Afdeling blijkt voorts dat de omstandigheid, dat de juistheid van bepaalde punten uit een RiHG niet zijn bewezen, er niet aan in de weg staat dat de burgemeester een huisverbod oplegt. In dit geval is slechts sprake van blote ontkenningen waarbij de wederpartij wel tweemaal is veroordeeld voor geweldsdelicten. De Afdeling is dan ook van oordeel dat de burgemeester in redelijkheid het huisverbod heeft kunnen opleggen. De Afdeling oordeelt dat de voorzieningenrechter ten onrechte niet de rechtsgevolgen van het besluit van 4 november 2013 in stand heeft gelaten tot het tijdstip van zijn uitspraak. Dit had wel moeten gebeuren aangezien weliswaar alle indicaties aanwezig waren om een huisverbod op te leggen, maar achteraf bleek dat de echtgenote naar Groningen was vertrokken. Dit stond ten tijde van de zitting van de behandeling van de voorlopige voorziening vast. Wel heeft de voorzieningenrechter de burgemeester terecht in de proceskosten veroordeeld.
Uitspraak Afdeling
De Afdeling bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand moeten blijven, maar bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Conclusie
Uit het vorenstaande blijkt dat als tijdens de zitting aangaande een tijdelijk huisverbod blijkt dat de feiten en omstandigheden dusdanig zijn gewijzigd dat achteraf bezien het huisverbod niet opgelegd had moeten worden, het voor de burgemeester van belang is om te betogen dat a. de rechtsgevolgen van het besluit in stand gehouden moet worden en b. geen proceskostenveroordeling dient te volgen. Uiteraard zal dit gemotiveerd moeten worden. In deze zaak lijkt het erop dat er wel een proceskostenveroordeling is uitgesproken omdat ten tijde van het opleggen van het huisverbod al een indicatie aanwezig was dat de echtgenote de woning had verlaten.
Klik hier voor de uitspraak.
Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel, neem dan contact op met één van onze specialisten.