Kan de grondwerker volstaan met een beperkt onderzoek bij graafwerkzaamheden op een onderdeel van een groter werk?
Grondroerders mogen beperkt afgaan op door de opdrachtgever verstrekte tekening van in het werk gelegen kabels en leidingen: op hen rust een genormeerde onderzoeksplicht. Hoe zit het met die onderzoeksplicht als er sprake is van een gefaseerd werk? Mag de grondroerder dan volstaan met het onderzoeken van een onderdeel of moet hij dan toch het gebied onderzoeken waarop het totale werk plaatsvindt?
Die vraag heeft het Gerechtshof Amsterdam onlangs bevestigend beantwoord. Wat speelde er in deze zaak?
KLIC-melding, KLIC-tekening
Een grondroerder had (naar aanleiding van een KLIC (Kabels en Leidingen Informatie Centrum)-melding) een KLIC-tekening van Liander gekregen in het kader van door de grondroerder te verrichten verkennende graafwerkzaamheden ten behoeve van het in kaart brengen van kabels en leidingen. De grondroerder zou vervolgens gaan heien.
Onderzoek naar kabels en leidingen
De grondroerder heeft onderzoek verricht, maar naar de mening van Liander niet voldoende. De aannemer heeft (om de drie meter zeven) profsleuven gegraven. In de sleuven werden kabels aantroffen die overeenkwamen met de op de tekeningen van Liander aangegeven locaties. Bij het heien van een funderingspaal op meer dan een meter van de theoretische ligging van de kabels is toch een kabel (een van de vier vertakkingen die loodrecht op drie rechtdoor gaande kabels lagen) geraakt. Het geschil dat daarover vervolgens in het kader van de aansprakelijkheid ontstond, spitste zich toe op de vraag of de grondroerder alleen onderzoek moest doen bij de plek waar moest worden geheid of dat de grondroerder het hele gebied moest ontgraven. In het laatste geval mag gevoeglijk worden aangenomen dat de van de KLIC-tekening afwijkende ligging van de kabel zou zijn aangetroffen.
Zoekgebied, graafprofiel, zorgplicht, WI(B)ON/BI(B)ON, CROW 250
Het Hof beantwoordt die vraag in hoger beroep (in tegenstelling tot de rechtbank in eerste aanleg) bevestigend. Volgens het Hof had de grondroerder het heien van de paal niet los mogen zien van het grotere werk als geheel. Het zoekgebied, bepalend voor (1,5 meter rond: de marge) het graafprofiel van dit werk, is dus ruimer dan waarvan de aannemer uitging. Het behoorde tot zijn zorgplicht om in het kader van de WION/BION (Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten), met “zorgvuldig graven” een open norm (thans WIBON/BIBON)) en de Richtlijn (Zorgvuldig Graafproces (CROW 250) die de wettelijke norm inkleedt) om het hele graafgebied waarin de heipaal moest komen moeten ontgraven; de aannemer mocht niet alleen afgaan op de tekeningen van de opdrachtgever en er kon niet alleen worden volstaan met de directe locatie van waar de funderingspaal moest komen, en daarna voor de rest gefaseerd lokaliseren. Daarbij zou de ten opzichte van de tekening verkeerd gelegen kabel ongetwijfeld (met detectieapparatuur) zijn ontdekt. De bij Liander opgetreden schade zou dan niet zijn geleden.
Mag grondroerder vertrouwen op door netwerkbeheerder verstrekte informatie?
Het arrest van het Hof is interessant omdat daarin aanknoping wordt gezocht en in lijn ligt met het standaardarrest van de Hoge Raad op dit gebied; een uitspraak die op zijn beurt weer interessant is omdat daarin wordt afgeweken van wat de bedoeling van de wetgever is geweest ten aanzien van het doen van onderzoek naar kabels en leidingen. De wetgever heeft gewild dat grondroerders in beginsel mogen vertrouwen op door netwerkbeheerders verstrekte informatie (tot op een meter nauwkeurig). De Hoge Raad heeft dit genegeerd door te overwegen dat grondroerders daarop in beginsel niet mogen afgaan. Maar de uitspraak van het Hof is in die zin, omdat zij in lijn ligt met de uitspraak van de Hoge Raad, niet onjuist.
Onderzoeksplicht, informatieplicht, eigen schuld, disclaimer
Wat lastig is aan de uitspraak van het Hof, signaleert ook A.M. Klunne in zijn annotatie bij het arrest, dat: 1) het Hof uit gaat van de omstandigheden van dit geval, dat dit per geval kan verschillen, en dat grondroerders dus naar kennis kunde en ervaring zelf per project moeten bepalen wat voor omvang het onderzoek moet hebben: de uitspraak van het Hof biedt wat dat betreft weinig houvast: het lijkt raadzaam dat de grondroerder dit met de opdrachtgever kortsluit, ook qua duur van het werk en praktische haalbaarheid; 2) wordt overwogen dat de grondroerder geen beroep kon doen op het wel degelijk voldaan zijn aan de onderzoeksplicht en eigen schuld aan de zijde van Liander. Dat is in strijd met de plicht van de netbeheerder om de grondroerder de best beschikbare informatie te verstrekken. De overweging dat Liander met succes een beroep kon doen op de uitlating dat van de juistheid van de verstrekte gegevens niet kon worden uitgegaan en schending van de onderzoeksplicht – een soort disclaimer dus – is lastig te rijmen met die informatieplicht. Dit zou bovendien in de hand kunnen werken dat meer gaat worden gewerkt met een dergelijke disclaimer waarbij de informatieplicht van de netwerkbeheerder tot een illusie verwordt. Dit staat in de weg aan een eerlijke toebedeling van het spiegelbeeldige recht van de grondroerder op juiste informatie. Grondroerders zouden kunnen reageren met het inzetten van een eigen disclaimer en zelfs het incalculeren van de risico’s in hun prijzen, wat dus een prijsopdrijvend effect zou kunnen hebben, wat mogelijk ongewenst is. Toekomstige uitspraken zullen uitwijzen of die, op met het standaardarrest van de Hoge Raad op gespannen voet staande beslissing, stand zal houden in andere uitspraken. De Hoge Raad achtte een beroep op eigen schuld bij schending van de informatieplicht juist wel mogelijk.
n.a.v. TBR 2022/18 over ECLI:NL:HR:2021:1598 en ECLI:NL:GHAMS:2020:245