Is de zogenaamde “monddoodclausule” rechtsgeldig?

Blog

De “monddoodclausule” is een beding waarbij een partij afstand doet van het recht om te ageren tegen het in het betreffende beding genoemde onderwerp. Daaraan is ook vaak de verplichting gekoppeld om de betreffende verplichting door te leggen naar eventuele rechtsopvolgers. Omdat dit diep ingrijpt in de rechtspositie van de partij en die derden, dringt zich de vraag op of een dergelijk beding eigenlijk wel geldig is.

Over die vraag moest het Hof in Den Bosch zich onlangs buigen. Wat speelde daar?

Kwalitatieve verplichting, kettingbeding

Het ging om een verkoper die een onroerende zaak (een half vrijstaande woonboerderij met schuur, ondergrond en tuin) aan een koper verkocht. In de koopovereenkomst was bepaald dat de koper diende te verklaren dat hij geen beroep of bezwaar aan zou tekenen tegen de exploitatie van een bij de  verkoper in eigendom naastgelegen pand. Er was ook bepaald dat deze bepaling had te gelden als kwalitatieve verplichting voor een duur van 25 jaar en bij wijze van kettingbeding moest worden opgelegd aan rechtsopvolgers van de koper.

Verzoek tot handhaving, zienswijze over wijziging bestemmingsplan

De koper heeft na de overdracht contact opgenomen met de gemeente, met als doel de gemeente aan te zetten tot handhavend optreden tegen de bewoning van de naastgelegen onroerende zaak. Ook werd een zienswijze ingediend tegen een wijziging van het bestemmingsplan, die ziet op de onroerende zaak in eigendom bij verkoper.

Dwangsom, nietigheid

Verkoper begint daarop een juridische procedure tegen de koper, met als doel de koper te dwingen om de afspraken na te komen onder last van een dwangsom en vergoeding van schade. De koper verweert zich met de stelling dat deze “monddoodclausule” in strijd is met de openbare orde en daarom nietig is. Niet alleen de koper, maar ook de rechtsopvolgers van de koper wordt volgens de koper fundamentele rechtsbescherming op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht alsmede internationale verdragen onthouden, en is de clausule in strijd met de openbare rechtsorde en dus nietig, betoogt de koper.

Fundamentele rechtsbescherming, strijd met de openbare orde

De rechtbank heeft de vorderingen van de verkoper afgewezen. De rechtbank heeft overwogen dat het beding de koper en rechtsopvolgers afstand te laten doen van eventuele bezwaar- en/of beroepsmogelijkheden, dat het beding de strekking heeft rechtszoekenden af te houden van toegang tot rechtsbescherming op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht en dat de partijen en deze derden daarmee fundamentele rechtsbescherming wordt onthouden. Het beding verplicht daarom tot een prestatie die onverenigbaar is met in de Nederlandse rechtsorde verankerde rechtsbeginselen en daardoor het in strijd met de openbare orde komt. Het beding is nietig, aldus de rechtbank.

Hoger beroep

In hoger beroep komt de zaak nog eens integraal aan de orde. Met de rechtbank oordeelt ook het Hof dat de wijze waarop door het beding aan rechtssubjecten rechtsbescherming wordt onthouden, maakt dat het beding onaanvaardbaar is wegens strijd met fundamentele rechtsbeginselen. Partijen zijn in beginsel vrij om af te spreken wat zij willen, maar er zijn uitzonderingen.  Zie bijvoorbeeld ook de uitspraken Hof Amsterdam 16 augustus 2007, Rb ’s-Gravenhage 14 november 2012.  Deze zaak is er ook een goed voorbeeld van dat partijen niet te ver kunnen gaan. Het hoger beroep van de verkoper wordt dan ook door het Hof verworpen. Het beding is niet rechtsgeldig.

De uitspraak kunt u hier lezen.