In hoeverre dient de financieel-economische uitvoerbaarheid bij een vergunning te worden getoetst?

Blog

De Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State geeft antwoord op de vraag in hoeverre getoetst dient te worden of een plan in financiële zin uitvoerbaar is.

Omgevingsvergunning realisatie natuurpark en natuurbegraafplaats

Bij besluit van 26 november 2015 is destijds een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een natuurpark en natuurbegraafplaats. Er is beroep ingesteld tegen het feit dat deze vergunning is verleend.

Beoordeling rechtbank economische uitvoerbaarheid

Op 24 november 2016 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gewezen in die zaak. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank de economische uitvoerbaarheid van het plan beoordeeld.

Maatstaf economische uitvoerbaarheid

De rechtbank overweegt dat de toets voor de economische uitvoerbaarheid van bouwplannen er mede toe strekt te voorkomen dat belanghebbenden worden geconfronteerd met de nadelige ruimtelijke gevolgen van een bouwplan dat niet uitvoerbaar is. De rechtbank heeft hierbij gewezen op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 januari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:96).

Grondslag bestreden besluit

De gemeente heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het plan een particulier initiatief is en dat de economische uitvoerbaarheid van het plan berust bij de aanvrager. Ook is aangegeven dat de gemeente en vergunninghouder een planschadeverhaalsovereenkomst hebben gesloten en dat de mogelijke kosten die samenhangen met de tegemoetkoming in planschade  door vergunninghouder worden gedragen.

Rechtbank: onderzoek is vereist

De rechtbank overweegt dat het feit dat er voor de gemeente aan de verwezenlijking van het plan geen kosten zouden zijn verbonden haar niet van de verplichting ontslaat om een onderzoek in te stellen naar de uitvoerbaarheid van het plan. Hierbij mogen onder omstandigheden bepaalde vertrouwelijke bedrijfsgegevens buiten de terinzagelegging worden gehouden. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 12 maart 2003 (ECLI:NL:RVS:2003:AF5595). Vervolgens wordt door de rechtbank aangegeven dat de gemeente geen enkel inzicht geeft waarop hij zijn stelling baseert dat het plan economisch uitvoerbaar wordt geacht. De enkele stelling van de gemeente dat hij beoordeelt of het plan in financiële zin haalbaar is en dat vergunninghouder een financieel draagkrachtig ondernemer is, kan niet worden aangemerkt als het “geven van inzicht”. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de uitvoering van het plan een forse investering vereist. De rechtbank heeft in het dossier geen stukken aangetroffen waaruit ze kan afleiden dat het plan in financiële zin uitvoerbaar is. De rechtbank is daarom van oordeel dat de gemeente niet heeft voldaan aan de in artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder f van het Bro neergelegde eis en nu onvoldoende inzicht heeft gegeven in de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Kortom, het besluit is in strijd genomen met artikelen 3:2 en 7:12 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.

Bestuurlijke lus

Er volgt een bestuurlijke lus. De gemeente wordt in de gelegenheid gesteld om het besluit nader te motiveren.
Er worden bedrijfsgegevens en onderbouwingen verzameld en deze worden vervolgens weer toegezonden aan de rechtbank. De stukken worden deels onder geheimhouding toegezonden waarna de rechtbank op 27 februari 2017 oordeelt dat beperking van kennisneming van de jaarrekening van de vergunninghouder en de stichting gerechtvaardigd is.

Einduitspraak exploitatie project is economisch haalbaar

Op 28 juli 2017 volgt vervolgens de einduitspraak van de rechtbank. In de uitspraak staat in rechtsoverweging 4.1 opgenomen dat de financiële uitvoerbaarheid (inmiddels) uitvoerig is onderbouwd. De rechtbank oordeelt vervolgens dat ze geen aanleiding ziet voor het oordeel dat verweerder had moeten twijfelen aan de economische haalbaarheid van de exploitatie van het project.

Incidenteel beroep

De gemeente heeft incidenteel beroep ingesteld tegen het oordeel dat de financiële uitvoerbaarheid in eerste instantie niet voldoende was onderbouwd.

Maatstaf toets financieel-economische uitvoerbaarheid

De Afdeling Bestuursrechtspraak raad van State (hierna: “Afdeling”) oordeelt dat in het kader van een procedure tegen een omgevingsvergunning een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van het project waaronder ook de financieel-economische uitvoerbaarheid is begrepen slechts kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat het College op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het project niet kan worden uitgevoerd. Lees hier de uitspraak.

De Afdeling overweegt dat namens het College de volgende toelichting is gegeven op de financieel economische uitvoerbaarheid. In de van de omgevingsvergunning deel uitmakende ruimtelijke onderbouwing staat opgenomen dat de aanleg van een natuurbegraafplaats een particulier initiatief is, dat er een planschadeverhaalsovereenkomst is gesloten en dat de exploitatiekosten door het uitvaartcentrum zijn verzekerd. In de toelichting op de verklaring van geen bedenkingen staat voorts dat de kosten voor ontwikkelaar voor ontwikkeling en beheer van de natuurbegraafplaats voor rekening van het uitvaartcentrum komen. Ter zitting heeft het College toegelicht dat deze kosten volledig uit eigen middelen van het uitvaartcentrum zullen worden betaald terwijl het recreatieschap een bijdrage zal geven om de kosten voor uitsluitend dat niet als natuurbegraafplaats te gebruiken gedeelte van het natuurpark te dekken.

Feitelijke toets Afdeling

De Afdeling ziet geen aanleiding om te twijfelen aan deze toelichting en merkt op dat het in eerste instantie aan vergunninghoudster is om te beoordelen of zij het project kan uitvoeren en of dit voor haar rendabel is. Niet is gebleken van omstandigheden aan de zijde van vergunninghoudster die het College of voorhand hadden moeten doen inzien dat het project niet uitvoerbaar is. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het College op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het project niet kan worden uitgevoerd. De rechtbank heeft dat niet onderkend en het betoog slaagt waardoor het incidenteel hoger beroep van het College gegrond is.

Conclusie

Alleen op het moment dat op voorhand wordt getwijfeld of een project niet uitvoerbaar is, is van belang om nadere gegevens op te vragen. Indien het echter een particulier initiatief betreft en een planschadeverhaalsovereenkomst is gesloten dan is het in beginsel aan de initiatiefnemer om te beoordelen of het project kan worden uitgevoerd en of dit voor haar rendabel is.

In de zaak die bovenstaand is besproken hebben onze advocaten mr. Smit en mr. Van der Poel de belangen van de gemeente behartigd. Mocht u vragen hebben over de vraag in hoeverre getoetst dient te worden of een plan financieel uitvoerbaar is dan kunt u zich tot één van onze specialisten wenden.