Wet Bibob: recentelijke wijziging jurisprudentielijn over het samenhangcriterium en de bouwvergunning
Als een vergunning wordt geweigerd op de b-grond uit de Wet Bibob is een vereiste dat er samenhang bestaat tussen de criminele activiteiten en de activiteiten waarvoor de vergunning is aangevraagd. Bij bouwvergunningen werd de b-grond beschouwd als niet meer bruikbaar, omdat de criminele activiteiten niet samenhingen met het doel van de aangevraagde bouwvergunning. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ‘Afdeling’) is daar later op teruggekomen.
Wet Bibob en samenhang
Als een vergunning wordt geweigerd omdat er ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen (de ‘b-grond’), is vereist dat sprake is van samenhang tussen de criminele activiteiten en de activiteiten waarvoor de vergunning is aangevraagd (artikel 3, eerste lid, onder b juncto artikel 3, derde lid, onder a, van de Wet Bibob). Voor de weigering dat de vergunning gelegenheid biedt om crimineel vermogen wit te wassen (de ‘a-grond’), uit artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet Bibob, is geen samenhang vereist tussen de criminele activiteiten en de activiteiten waarvoor de vergunning is aangevraagd.
Hierdoor rijst de vraag waar de grens ligt; wanneer is sprake van samenhang en wanneer is er geen samenhang meer? Samenhang aannemen tussen criminele activiteiten en de bouwvergunning leek een verloren zaak. De Afdeling heeft echter recentelijk in twee uitspraken haar jurisprudentielijn daarover gewijzigd. Eerst wordt volstaan met een uitspraak van de Afdeling over de samenhang tussen criminele activiteiten en de aanvraag activiteit horeca om zo het verschil te laten zien met aanvraag van een bouwvergunning. Daarna worden overige uitspraken behandeld.
Geen samenhang
AbRvS 24 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:215
De Afdeling heeft in een uitspraak van 24 januari 2018 geoordeeld dat er geen samenhang bestond tussen een vermoedelijk gepleegde Opiumwetdelict, het vermoedelijk in strijd handelen met de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: ‘Awr’) en de activiteiten waarvoor de vergunning is aangevraagd. De aangevraagde vergunning betrof een drank- en horecavergunning en een exploitatievergunning voor een restaurant.
Het vermoedelijke Opiumwetdelict zag op een vondst van 42 kg softdrugs in een onderneming van de aanvrager. Ten aanzien van het in strijd handelen van de Awr had een aanvrager geen kansspelbelasting voldaan en niet alle facturen van de kansspelautomaten in zijn administratie opgenomen. Het gevolg daarvan waren naheffingsaanslagen en een vergrijpboete.
De Afdeling oordeelde dat de vondst van de 42 kg softdrugs dermate verweven was met de exploitatie van een coffeeshop, en daarom zo ver verwijderd van een exploitatie van een restaurant, dat er niet voldaan is aan de eis van samenhang. Ten aanzien van de Awr oordeelde dat Afdeling dat er geen speelautomaten in het restaurant aanwezig waren en dat daar ook geen vergunning voor was aangevraagd.
Het college heeft in deze zaak toch succes met het beroep op de b-grond. De aanvrager had namelijk ook in strijd gehandeld met de Awr ten aanzien van vennootschapsbelasting. Er waren voorheen ernstige gebreken in de administratie. De Afdeling was hier van oordeel dat wel samenhang bestond. Ook in de exploitatie van een restaurant dient namelijk een betrouwbare administratie te worden gevoerd in verband met de aangifte vennootschapsbelasting.
AbRvS 11 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1207
In deze uitspraak oordeelde de Afdeling dat er geen samenhang bestond tussen criminele activiteiten, waaronder witwassen, hennepteelt, heling en bezit van wapens en munitie en een aanvraag voor een bouwvergunning. Anders dan de Afdeling, stelde het bestuursorgaan zich op het standpunt dat het bouwen ziet op het realiseren van een bouwwerk en dat in dat bouwwerk van alles kan plaatsvinden dat het daglicht niet kan verdragen, zoals de opslag van een wapen of goederen die met criminele activiteiten zijn verkregen.
De Afdeling gaat niet met deze redenering mee en vindt allereerst dat de activiteiten die samenhangen met de activiteit ‘bouwen’ ook het doel waarvoor het bouwwerk wordt opgericht betreffen. Niet elk gebruik van het bouwwerk hangt dus samen met de activiteit ‘bouwen’. Dat een bouwwerk gebruikt kan worden om hennep te telen of goederen op te slaan, maakt niet dat deze activiteiten daadwerkelijk samenhangen met het bouwen van een schuur.
Aangezien het college in deze zaak de a-grond helemaal niet aan haar besluit ten grondslag had gelegd, bevestigde de Afdeling de vernietiging van de beslissing op bezwaar door de rechtbank.
AbRvS 14 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3713
Ook in deze uitspraak oordeelde de Afdeling dat geen sprake was van samenhang tussen strafbare feiten op grond van de Wet arbeid vreemdelingen, de Wet milieubeheer en het Asbestverwijderingsbesluit en de activiteiten waarvoor de omgevingsvergunning was aangevraagd. Het ging hier wederom om een bouwvergunning.
Anders dan het college stelde, was de Afdeling van mening dat de activiteiten die samenhangen met de bouwvergunning, betrekking moeten hebben op de activiteiten die in het te realiseren gebouw plaats kunnen vinden en niet op het bouwen zelf. Ook in deze uitspraak bevestigt de Afdeling de vernietiging van de beslissing op bewaar door de rechtbank.
Wel samenhang
AbRvS 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:350
Anders dan in de twee eerdere uitspraken, oordeelde de Afdeling in deze uitspraak dat er wel samenhang bestond tussen de activiteiten waarvoor de vergunning was aangevraagd en overtredingen van bijvoorbeeld voorschriften omtrent arbeidsomstandigheden, arbeidstijden en verkeersovertredingen.
In eerste instantie leek dit op een correctie op de bestendige jurisprudentielijn over de samenhang met de bouwvergunning, namelijk dat de criminele activiteiten moeten samenhangen met de activiteiten die in het te realiseren gebouw plaats kunnen vinden, maar toch viel deze uitspraak aan te merken als een verfijning daarvan. Het ging namelijk om een vergunning ‘voor het oprichten en inwerking hebben van een inrichting en het bouwen van een afvaldepot’. De samenhang was erin gelegen dat het om een milieuvergunning ging. Anders dan een bouwvergunning, gaat het bij een milieuvergunning om een langdurige activiteit die niet uitwerkt nadat het bouwwerk is opgericht.
Daarbij komt dat de milieuvergunning weloverwogen door de wetgever onder de reikwijdte van de Wet Bibob is gebracht en dat de geconstateerde overtredingen samenhangen met de afvaltransport.
AbRvS 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2450
In deze uitspraak corrigeert de Afdeling haar eerdere standpunt ten aanzien van criminele activiteiten die samenhangen met een bouwvergunning. Het ging in deze zaak om criminele activiteiten, zoals overtreding van belastingwetgeving, overtreding van de Wet milieubeheer en overtreding van de Wet bodembescherming.
Ten eerste oordeelt de Afdeling dat de b-grond niet is uitgesloten voor een bouwvergunning, terwijl dat beeld wel uit eerdere jurisprudentie naar voren kwam. Ten tweede oordeelt de Afdeling dat het niet uitgesloten is dat strafbare feiten die al dan niet vermoedelijk zijn gepleegd bij of vanwege eerdere bouwactiviteiten, zoals overtredingen van de wetgeving inzake bouw, arbeidsomstandigheden en milieu, daarbij worden betrokken. Dat geldt ook voor fiscale overtredingen die te maken hebben met de oprichting van een bouwwerk.
De nieuwe jurisprudentielijn ten aanzien van een bouwvergunning is dan ook dat een bouwvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken indien de aanvrager in verband staat met criminele activiteiten die voortkomen uit bouwwerkzaamheden. Recentelijk heeft de Afdeling deze lijn nog bevestigd in haar uitspraak van 28 augustus 2019. De verweten strafbare gedragingen in deze uitspraak bestonden uit het witwassen door het verwerven van goederen. De aanvraag omgevingsvergunning zag op de activiteit bouwen, namelijk het plaatsen van een woonwagen. De Afdeling oordeelt dat met de plaatsing van de woonwagen en de financiering daarvan het strafbare feit witwassen wordt gefaciliteerd. De b-grond slaagt in dit geval wel.
Conclusie en tips voor de praktijk
Het samenhangcriterium heeft de nodige stof doen opwaaien. Bij horecavergunningen wordt er over het algemeen snel aangenomen dat samenhang bestaat tussen de aanvraag daarvan en door de aanvrager begane criminele activiteiten, zoals opiumwetdelicten, witwassen, geweld, handel in gestolen goederen, overtreding van belastingwetgeving en uitkeringsfraude. Reden daarvoor is dat de horecabranche overal het algemeen zeer kwetsbaar is voor intimidatie, geweld en opiumwetdelicten.
In de bouwbranche leek de jurisprudentielijn van de Afdeling te neigen naar het niet meer ten grondslag kunnen leggen van de b-grond aan de weigering van een bouwvergunning op grond van de Wet Bibob. Reden daarvoor is dat veel criminele activiteiten niet te maken hebben met het daadwerkelijke doel van het te bouwen bouwwerk. Echter, in de laatste twee uitspraken neemt de Afdeling wel weer samenhang aan. Het gaat dan met name om criminele activiteiten die voortkomen uit eerdere bouwwerkzaamheden. Tot slot gaat het in de laatste uitspraak over de criminele activiteit witwassen. Ondanks dat het witwassen niet voorkwam uit eerdere bouwwerkzaamheden, is samenhang wel aangenomen met de omgevingsvergunning bouw voor het plaatsen en financieren van een woonwagen.
Let als college dus goed op de samenhang tussen de vermoedelijke criminele activiteiten en de activiteiten waarvoor de vergunning is aangevraagd. Vooral als het gaat om een bouwvergunning. Om het ontbreken van samenhang te ondervangen doet u er verstandig aan om ook altijd de a-grond uit de Wet Bibob aan een weigering ten grondslag te leggen.
Heeft u vragen naar aanleiding van deze nieuwsflash? Of heeft u een Bibob-zaak waarin u tegen een aantal problemen aanloopt? Neem dan gerust contact op met onze specialisten overheidsrecht.