Ondanks zakelijk samenwerkingsverband bij Bibob-procedure vergunning verlenen?

Blog

De burgemeester van Delft heeft een exploitatievergunning voor een coffeeshop ingetrokken die op naam staat van twee vennoten. Het ernstige gevaar is daarbij gebaseerd op de omstandigheid dat één van de vennoten viermaal is veroordeeld wegens handelen in strijd met de Opiumwet. De Afdeling beoordeelt of sprake is van een zakelijk samenwerkingsverband, dat tegengeworpen kan worden aan appellant.

Vergewisplicht

De Afdeling oordeelt, dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat een bestuursorgaan, gelet op de deskundigheid van het bureau Bibob, in beginsel van het Bibob-advies mag uitgaan. Dat neemt niet weg dat een bestuursorgaan zich ervan moet vergewissen dat aan het advies ten grondslag liggende onderzoek naar de feiten op zorgvuldige wijze is verricht en dat de feiten conclusies kunnen dragen. Dat is bijvoorbeeld niet het geval indien de feiten of  de conclusies te weinig of te weinig directe aanwijzingen bieden of omdat ze in verschillende richtingen wijzen, onderling tegenstrijdig zijn of niet stroken met hetgeen overigens bekend is. Dit is vaste jurisprudentie.

Bibob-advies

Uit het Bibob-advies volgt dat één van de vennoten viermaal is veroordeeld wegens handelen in strijd met de Opiumwet. Hiervoor is aan hem onder meer een ontnemingsmaatregel opgelegd ter hoogte van € 12.324,53 en ter hoogte van  € 29.161,73. Het Bureau Bibob is van oordeel dat de door deze vennoot gepleegde strafbare feiten mede zijn gepleegd bij activiteiten die overeenkomen of samenhangen met de activiteiten waarvoor een vergunning is aangevraagd. De strafbare feiten zijn immers deels gepleegd in het kader van de exploitatie van een coffeeshop en de vergunning ziet eveneens op de exploitatie van een coffeeshop. Daar komt bij dat de exploitatie van een coffeeshop het plegen van Opiumwetdelicten kan faciliteren. Gelet hierop bestaat volgens het Bibob Bureau ernstig gevaar in de zin van artikel 3 eerste lid aanhef onder b. van de wet Bibob.

Oordeel Afdeling ‘benutten voordelen’

De Afdeling gaat eerst in op de vraag of de conclusie dat ernstig gevaar bestaat dat de exploitatievergunning mede zou worden gebruikt om met het gepleegde strafbare feit te verkregen of te verkregen, op geld waardeerbare voordelen, te benutten correct is. Hiervoor wordt overwogen dat de mate van gevaar onder meer wordt beoordeeld aan de hand van de vraag hoeveel vermogen is gekregen met de gepleegde strafbare feiten. In beginsel geldt hoe groter het voordeel is, des te eerder wordt geconcludeerd dat er ernstig gevaar bestaat. Hiervoor wordt overwogen dat er twee ontnemingsmaatregelen zijn opgelegd ter hoogte van € 29.161,73 welke appellant heeft voldaan en een ontnemingsmaatregel ter hoogte van €  12.324,53. Het laatstgenoemde bedrag is vlak voor of vlak na het nemen van het besluit op bezwaar voldaan. Daarvoor was al beslag gelegd waardoor betaling van dit bedrag was verzekerd. Onder deze omstandigheid zou de rechtbank volgens de Afdeling niet onderkend hebben dat de burgemeester zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat aannemelijk is dat de vennoot steeds de beschikking heeft gehad over de door hem wederrechtelijk verkregen voordeel. Dat aan de vennoot ondanks de aan hem opgelegde ontnemingsmaatregel minder is ontnomen dan hij heeft verkregen, heeft de burgemeester niet aannemelijk kunnen maken. Gelet hierop heeft de rechtbank evenmin onderkend dat de burgemeester zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat gelet op het Bibob-advies ernstig gevaar bestaat als bedoeld  in artikel 3 eerste lid aanhef en onder A van de wet Bibob.

Oordeel Afdeling ‘plegen strafbare feiten’ en zakelijk samenwerkingsverband

De Afdeling gaat vervolgens in op de vraag of sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen nu de door de vennoot gepleegde strafbare feiten deels zijn gepleegd in het kader van de exploitatie van een coffeeshop. Hiervoor wordt eerst overwogen dat de arbeidsovereenkomst met de vennoot direct na ontvangst van het besluit van 8 november 2013 is beëindigd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat hoewel de vennoot nog steeds vennoot is van vergunninghoudster en tevens volgens het Bibob-advies huurder is van het pand waarin de coffeeshop is gevestigd, het volgende voor de Afdeling van belang is.

Zakelijk samenwerkingsverband

Appellant heeft toegelicht dat hij sinds 2005 alles zou hebben gedaan om het zakelijk samenwerkingsverband met vennoot te verbreken. In 2005 zou hij een bedrijf hebben opgericht en heeft hij inmiddels een andere B.V. opgericht. Daarvan is hij indirect bestuurder en enig aandeelhouder en daaruit wordt de huur van het pand betaald. Vennoot zou niet betrokken zijn bij deze B.V. De vergunningplichtige activiteiten zouden ook vanuit deze B.V. worden uitgevoerd. Bovendien wilde de vennoot ook zelf minder bij de exploitatie van de coffeeshop betrokken zijn waardoor hij sinds 2005 in loondienst is. Op het moment dat appellant erachter kwam dat de vennoot in 2008 een strafbaar feit heeft gepleegd, heeft hij hem direct op non-actief gesteld. De betrokkenheid van de vennoot bij de coffeeshop zou zich beperken tot het feit dat mede zijn naam op de exploitatievergunning staat en hij huurder is van het pand. Volgens appellant zou het niet mogelijk zijn om de exploitatievergunning op naam van het bedrijf te zetten omdat een rechtspersoon geen vergunninghouder kan zijn. De burgemeester heeft dat ter zitting bevestigd. Ook zou het niet mogelijk zijn om de explotatievergunning alleen op naam van appellant te zetten. Hiervoor is een wijziging van de vergunning noodzakelijk is. Gelet op het uitsterfbeleid van de gemeente komt dit erop neer dat een nieuwe exploitatievergunning voor de coffeeshop, waaronder tevens een wijziging van de oude vergunning wordt verstaan, zal worden geweigerd. Onder deze omstandigheid dient de vennoot voor het voortbestaan van de vergunning voor de coffeeshop bij de coffeeshop betrokken te blijven. De burgemeester heeft dat ook ter zitting bevestigd.

Zakelijk samenwerkingsverband niet tegenwerpen

De Afdeling overweegt dat gelet op het vorengaande er geen mogelijkheid bestond voor appellant om het zakelijk samenwerkingsverband met vennoot geheel te verbreken en tegelijkertijd de exploitatie van de coffeeshop voortzetten. Gelet op het uitsterfbeleid was het niet mogelijk om de explotatievergunning op zijn naam te zetten en vervolgens de vergunning voort te zetten. De rechtbank heeft volgens de Afdeling niet onderkend dat de burgemeester onder deze omstandigheden het zakelijk samenwerkingsverband tussen appellant en vennoot niet in redelijkheid aan appellant kon tegenwerpen. De Afdeling merkt hierbij op dat de burgemeester had kunnen overwegen in dit geval af te wijken van het uitsterfbeleid en de exploitatievergunning op naam van appellant te zetten welke mogelijkheid niet is onderzocht. De rechtbank heeft ten onrechte niet onderkend dat de burgemeester zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat gelet op het Bibob-advies ernstig gevaar bestaat als bedoeld in artikel 3 eerste lid aanhef en onder b. van de Wet Bibob nu louter feiten en omstandigheden die de vennoot betreffen ten grondslag zijn gelegd.

Slot

Het voorgaande betekent dat de burgemeester wellicht de aanvraag ambtshalve moet wijzigen dan wel, en dat is eenvoudiger, appellant moet vragen om een nieuwe aanvraag in te dienen op zijn eigen naam, onder de garantie dat de vergunningaanvraag niet onder het uitsterfbeleid gebracht zou worden. Feit is dat in deze zaak sprake lijkt te zijn van een zakelijk samenwerkingsverband, maar dat dit niet aan appellant kan worden tegengeworpen omdat hij zonder dit zakelijk samenwerkingsverband geen vergunning zou kunnen aanvragen.

Heeft u vragen over de Wet Bibob, neem dan contact op met één van onze specialisten.