Hoge Raad: bij verjaring is terugvorderen (voormalig) eigendom mogelijk.
De Hoge Raad heeft overwogen dat bij eigendomsverkrijging van een perceel grond door een bezitter te kwader trouw een vordering uit onrechtmatige daad mogelijk is. Dit betekent dat er door de voormalig eigenaar schadevergoeding (in natura) kan worden gevorderd. Onder welke omstandigheden is dit mogelijk?
Arrest Hoge Raad van 24 februari 2017: ondubbelzinnig bezit
Op 24 februari 2017 heeft de Hoge Raad het arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch bekrachtigd. Daarin is geoordeeld dat sprake is van ondubbelzinnig bezit van een strook grond. Deze strook grond is eigendom van de gemeente Heusden. Klik hier voor de uitspraak van de Hoge Raad.
Wanneer is sprake van ondubbelzinnig bezit?
De Hoge Raad overweegt dat voor verkrijging van eigendom door verjaring, onder meer vereist is dat sprake is van ondubbelzinnig bezit als eigenaar. Een dergelijk bezit is aanwezig wanneer de bezitter zich zodanig gedraagt dat de eigenaar, tegen wie de verjaring loopt, daaruit niet anders kan afleiden dan dat de bezitter pretendeert eigenaar te zijn. In dit geval heeft de gemeente geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat zij mocht veronderstellen dat appellanten zich bij het gebruik van de omstreden strook grond niet als eigenaar beschouwden, maar op andere gronden meenden dat ze deze grond van de gemeente mochten gebruiken. Daardoor liep het eigendom van de gemeente geen gevaar.
Bezitshandelingen
In deze zaak zijn bezitshandelingen verricht. Dit zijn het omheinen en afsluitbaar maken van de tuin inclusief de omstreden strook grond. Daarbij is niet gesteld en was ook niet gebleken, dat er sprake was van huur of overeengekomen gebruik. Het eindoordeel is dat sprake is van verjaring van de strook grond.
Overweging ten overvloede: bij verjaring terugvorderen (voormalig) eigendom mogelijk
Interessant is de overweging ten overvloede die de Hoge Raad heeft opgenomen in het arrest. In deze overweging staat opgenomen dat bevrijdende verjaring bij een bezitter te kwader trouw uitsluitend is ingegeven door de wens dat, als geen vordering meer kan worden ingesteld om het bezit te beëindigen, de bezitter eigenaar wordt, ook al staat zijn goeder trouw niet vast. De Hoge Raad overweegt vervolgens: “Die keuze van de wetgever laat evenwel onverlet dat de zojuist bedoelde partij bloot kan staan aan een vordering uit onrechtmatige daad van de (voormalig) rechthebbende die zijn eigendom aan die partij heeft verloren door de werking van artikel 3:105 BW.”
In dit geval kan de gemeente dus nog een vordering uit onrechtmatige daad instellen. Hieraan staat naar het oordeel van de Hoge Raad het stelsel van de wet, en in het bijzonder de door artikel 3:105 BW teweeggebrachte eigendomsverkrijging niet in de weg. De Hoge Raad overweegt vervolgens: “In een dergelijk geval ligt het voor de hand dat de rechter, indien de gedepossedeerde dat vordert en de occupant nog steeds eigenaar is, op de voet van artikel 6:103 BW, de bezitter veroordeelt bij wijze van schadevergoeding de wederrechtelijk in bezit genomen zaak aan de benadeelde in eigendom over te dragen.”
Hierbij dient in het oog gehouden te worden dat de Hoge Raad overweegt dat in beginsel geen eigen schuld verweer kan worden gevoerd dat de voormalig grondeigenaar, in dit geval de gemeente, niet regelmatig het bezit heeft geïnspecteerd.
Wel is deze vordering onderworpen aan verjaring op de voet van artikel 3:310 lid 1 BW. De vijfjarige verjaringstermijn vangt aan op het moment dat de benadeelde bekend is met zijn eigendomsverlies en met de daarvoor aansprakelijke persoon en de verjaring. Deze termijn is in elk geval voltooid 20 jaar na de voltooiing van de verjaring van artikel 3:314 lid 2 BW, zijnde de gebeurtenis waardoor de schade – het verlies van de eigendom – is veroorzaakt, onverminderd eventuele stuiting van die verjaring.
Wat houden de overwegingen van de Hoge Raad in?
De overwegingen van de Hoge Raad zijn zeer goed nieuws voor gemeenten en voor andere (rechts)personen waar tegen een verjaringsclaim loopt. Deze overwegingen betekenen namelijk dat als sprake is van verjaring te kwader trouw het (voormalig) eigendom kan worden teruggevorderd als wordt voldaan aan de vereisten voor onrechtmatige daad, artikel 6:162 BW. In het geval van het terugvorderen van het perceel, betreft het een schadevergoeding in natura. Ook zou een schadevergoeding in geld kunnen worden gevorderd. Wel dient hierbij de verjaringstermijn van 5 jaar c.q. 20 jaar na voltooiing van de verjaring in acht genomen te worden. Deze termijnen dienen tijdig te worden gestuit.
Conclusie: eigendom terugvorderen is mogelijk
De gemeente of andere (rechts)personen die hun eigendom hebben verloren door verjaring kunnen, als sprake is van bevrijdende verjaring bij een bezitter te kwader trouw hun eigendom terugvorderen dan wel anderszins schade vorderen, indien wordt voldaan aan de vereisten hiervoor.
Heeft u vragen over verjaring van (gemeente)grond, neem dan contact op met één van onze specialisten.