Het gebruik van een Bibob-advies
Rechtbank Den Haag
De exploitanten komen op tegen deze intrekking en de rechtbank stelt hen in het gelijk. De rechtbank oordeelt op 18 juli 2016 dat in dit geval onvoldoende feitelijke grond bestaat voor de conclusies in de adviezen dat sprake is van ernstig gevaar.
Vergewisplicht
De burgemeester mag zich baseren op Bibob-adviezen, als hij zich ervan heeft vergewist dat deze adviezen en het feitenonderzoek dat daarvoor is verricht op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de feiten de conclusies kunnen dragen. Dit volgt uit artikel 3:9 Awb en wordt de vergewisplicht genoemd, aldus de uitspraak van de Afdeling van 18 maart 2015.
Strafbare feiten
Voor het betrekken van strafbare feiten bij de beoordeling of sprake is van ernstig gevaar in zin van artikel 3 Wet bibob, is niet vereist dat die feiten een bedreiging moeten zijn voor de openbare orde of de veiligheid. Die eis wordt niet gesteld in artikel 3 voornoemd.
Beoordeling burgemeester
Artikel 3 Wet bibob kent twee gronden (a- en b-grond) op basis waarvan de vergunning kan worden ingetrokken. De burgemeester dient bij zijn beoordeling of sprake is van de a-grond genoemd in artikel 3, feiten en omstandigheden te betrekken die erop wijzen/redelijkerwijs doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten waarbij op geld waardeerbare voordelen zijn verkregen. Bij de b-grond geldt dat de feiten en omstandigheden worden betrokken die erop wijzen/redelijkerwijs doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die zijn gepleegd bij activiteiten die overeenkomen of samenhangen met activiteiten waarvoor de beschikking wordt aangevraagd dan wel is gegeven. Dit blijkt uit de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2016.
Oude feiten
In de adviezen wordt verwezen naar feiten die zouden zijn gepleegd voor 2010. De burgemeester heeft op basis van de adviezen van het LBB gesteld dat de exploitant zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte en witwassen vanaf 2010 tot en met 1 december 2014. De adviezen bevatten volgens de exploitanten onvoldoende informatie over dergelijke feiten na 2010 en ook niet over vermoedelijk verzwegen omzet na 2010.
Recente uitspraken
In de beslissing op bezwaar verwijst de burgemeester naar diverse uitspraken van de rechtbank Den Haag. Dat biedt geen soelaas. Die procedures gaan over navorderingsaanslagen en vergrijpboetes van de Belastingdienst die betrekking hebben op 2010 en niet op de periode daarna. Het hof Den Haag heeft bovendien die aanslagen en boetes gematigd bij uitspraken van 23 december 2015.
Geen ernstig gevaar
De rechtbank meent dat de burgemeester zich ten onrechte heeft gebaseerd op de adviezen van het LBB. De rechtbank verwijst daarbij naar een uitspraak van de Afdeling van 15 juli 2015. Daarin is geoordeeld dat het tijdsverloop dient te worden meegenomen bij de beoordeling omdat het rechtstreekse verband tussen het verkregen voordeel en de benutting daarvan vanwege dat tijdsverloop kan afnemen. De rechtbank stelt dat dit tijdsverloop ook in aanmerking moet worden genomen bij de a-grond van artikel 3 voornoemd. Eventuele misstappen mogen iemand niet tot in de eeuwigheid worden nagedragen.
Gevolgen uitspraak
Omdat niet aannemelijk is gemaakt door de burgemeester dat sprake is van ernstig gevaar, vernietigt de rechtbank de beslissing op bezwaar. Ook voorziet de rechtbank zelf in de zaak, wat inhoudt dat het intrekkingsbesluit door de rechtbank wordt herroepen. De coffeeshop mag dus per direct weer open.
Hoger beroep
Gedurende zes weken na de uitspraak kan daartegen hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling. Of dat gebeurt en hoe de Afdeling daarover zal oordelen, de tijd zal het leren.
Heeft u vragen over de Wet bibob? Neem dan contact op met één van onze specialisten.