Wanneer kan er sprake zijn van onrechtmatig handelen door een gemeente?

Blog

Heeft de gemeente onrechtmatig gehandeld door overschrijding van de beslistermijn van een aanvraag om een bouwvergunning? De rechtbank Amsterdam beantwoordt deze vraag in dit geval bevestigend.

Een B.V. dient op 14 februari 2002 een aanvraag in voor een bouwvergunning en vrijstelling voor de bouw van een loodsengebouw bestaande uit 24 bedrijfshallen. Pas in april 2003 wordt de bouwvergunning geweigerd wegens strijdigheid van het bouwplan met het vigerende bestemmingsplan. De B.V. dient een bezwaarschrift in tegen het afwijzende besluit. Na veel touwtrekken verleent de gemeente de bouwvergunning en vrijstelling pas op 14 januari 2010.

In een procedure voor de rechtbank eist de BV dat de rechtbank vaststelt dat de gemeente onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door niet tijdig en niet zorgvuldig te beslissen op de aanvraag voor de bouwvergunning. Tevens vordert de B.V. schadevergoeding.

Voor de beantwoording van de vraag of de gemeente onrechtmatig gehandeld heeft door te laat te beslissen, moet het volgende in aanmerking genomen worden:

1. De tijd die is verstreken tussen de aanvraag en het primaire besluit (van 14 februari 2002 tot 1 april 2003). De termijn waarbinnen de gemeente heeft beslist, bedraagt 13,5 maanden in plaats van maximaal acht maanden.

2. De tijd die, nadat de gemeente uiteindelijk in positieve zin had beslist door mee te willen werken aan de vrijstellingsprocedure, is verstreken tussen de verlening van de verklaring van geen bezwaar door Gedeputeerde Staten en het definitieve besluit van de gemeente tot vergunningverlening (van 12 mei 2009 tot 14 januari 2010). De gemeente heeft hiervoor acht maanden nodig gehad in plaats van de vier maanden waarmee maximaal rekening dient te worden gehouden.

De rechtbank overweegt dat de enkele omstandigheid dat een bestuursorgaan een besluit neemt en daarbij de wettelijke beslistermijn overschrijdt, onvoldoende is voor het oordeel dat er onrechtmatig is gehandeld. Voor dat oordeel zijn namelijk bijkomende omstandigheden van belang. Om te oordelen dat een bestuursorgaan in strijd handelt met de in het maatschappelijk verkeer in acht te nemen zorgvuldigheid, door pas na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn een besluit te nemen, zijn van belang: de mate waarin de beslistermijn is overschreden, de oorzaak van de termijnoverschrijding, en de voor het bestuursorgaan kenbare belangen van de betrokken belanghebbenden.

De rechtbank overweegt dat de flinke overschrijdingen van de beslistermijnen de gemeente alleen kan worden vergeven als de oorzaak daarvan niet voor haar rekening komt dan wel sprake is van omstandigheden die de vertraging kunnen billijken. Dat was in dit geval niet aan de orde. De rechtbank oordeelt dat de beide vertragingen onrechtmatig zijn jegens de B.V. en de gemeente dient dus de schade van de B.V. te vergoeden.