Opmerkelijke uitspraak inzake de voorzienbaarheid van planschade. De Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State gaat in twee jaar tijd voor de derde keer "om"

Blog

De rechtsvraag is of bij de beoordeling van de voorzienbaarheid van planschade als gevolg van een nadelige planologische wijziging, alleen rekening moet worden gehouden met de planologische situatie ten tijde van de aankoop van het eigen perceel, of ook daarna?

De casus is als volgt. Toen de aanvrager (van de planschadevergoeding) zijn woning kocht, was er een planologisch regime van toepassing waarin het was toegestaan om op het naastgelegen perceel woningen te bouwen. Enige tijd later is het regime in, voor de aanvrager, gunstige zin veranderd waardoor woningbouw op het naastgelegen perceel niet meer was toegestaan. Weer enige tijd later is het regime wederom gewijzigd waardoor woningbouw wel weer is toegestaan. Vervolgens is de buurman daadwerkelijk voornemens een woning te bouwen op het naastgelegen perceel waardoor de woning van aanvrager in waarde zal dalen. Aanvrager dient daarop een verzoek tot planschadevergoeding in.

Het College van B&W heeft in bezwaar aan aanvrager planschadevergoeding toegekend. Echter, in beroep vernietigt de rechtbank deze beslissing op bezwaar en oordeelt dat de aanvrager geen vergoeding toekomt. Ten tijde van de aankoop van zijn perceel was de bouw van een woning op het buurperceel reeds planologisch toegestaan. Daarom was deze bouw, en de daarmee gepaard gaande waardevermindering van zijn eigen woning, voorzienbaar.

De aanvrager gaat in hoger beroep bij de Afdeling. De Afdeling verklaart het hoger beroep ongegrond en oordeelt dat voor de beoordeling van de voorzienbaarheid van een nadelige wijziging van de planologische situatie, uitsluitend de planologische situatie ten tijde van de aankoop van de woning van aanvrager relevant is. Deze redenering lijkt mij ook logisch, de aanvrager kon destijds voorzien dat de mogelijkheid bestond dat een woning gebouwd zou worden op het buurperceel; dat het planologisch regime in de tussentijd gunstig is gewijzigd doet dan niet ter zake.

De uitspraak is opmerkelijk omdat dit de derde keer in korte tijd is dat de Afdeling “om” gaat. In de uitspraak van 16 december 2009 (LJN:BK6700) oordeelt de Afdeling dat uitsluitend de planologische situatie ten tijde van de aankoop van het perceel relevant is. Later, in de uitspraak van 6 oktober 2010 heeft de Afdeling geoordeeld dat de rechtszekerheid meebrengt dat de voorzienbaarheid van planschade wordt doorbroken door een latere gunstige planologische wijziging (LJN:AR3330).
In juli 2011 oordeelt de Afdeling dat de rechtszekerheid meebrengt dat bij de beoordeling van de voorzienbaarheid ook betekenis toekomt aan een gunstige planologische wijziging na de datum van aankoop (LJN:BR2290).

In de onderhavige uitspraak gaat de Afdeling (volgens eigen zeggen) voor de laatste maal “om” en keert terug naar de redenering van 16 december 2009: alleen de planologische situatie ten tijde van de aankoop van het eigen perceel is van belang.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel, neem dan contact op met één van onze specialisten.