Meer zekerheid met verzending via PostNL?

Blog

Schenkeveld Advocaten - brievenbus

Uit een recente uitspraak van de Afdeling blijkt dat de keuze voor een andere postdienst dan PostNL een bedachtzame keuze moet zijn van een bestuursorgaan. Deze keuze heeft namelijk belangrijke gevolgen voor zowel het bestuursorgaan, als de geadresseerden.

Wat was er aan de hand?

Het college van Gedeputeerde Staten van Friesland (college) besluit tot terugvordering van subsidiebedragen. Dit omdat drie verschillende subsidieontvangers niet langer voldoen aan de gestelde voorwaarden. Deze besluiten zijn gedateerd op 13 juni 2016, en zijn op 15 juni 2016 niet-aangetekend verzonden naar het adres van de subsidieontvangers.

Het college heeft de terugvorderingsbesluiten niet per post verzonden maar via een sociale werkvoorzieningenbedrijf. Daarmee heeft het college concrete afspraken gemaakt over de regelmaat en de kwaliteit van de postbezorging.

Ondernemingen maken bezwaar

De ondernemingen hebben tegen deze terugvorderingsbesluiten bezwaar gemaakt. Het college heeft de bezwaren van de ondernemingen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de bezwaarschriften buiten de bezwaartermijn van zes weken zijn ingediend. De ondernemingen gaan tegen de beslissing op bezwaar in beroep.

Termijnoverschrijding

De termijnoverschrijding is volgens de ondernemingen verschoonbaar, omdat zij de terugvorderingsbesluiten niet hebben ontvangen. Ook heeft het college niet aannemelijk gemaakt dat de terugvorderingsbesluiten tijdig zijn verzonden.

Het beroep faalt echter. De rechtbank vindt dat het college de bezwaarschriften van de ondernemingen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het college heeft namelijk voldoende aannemelijk gemaakt dat de besluiten naar de door de ondernemingen opgegeven adressen zijn verzonden, en daarmee de besluiten op de juiste wijze bekend zijn gemaakt. Volgens de rechtbank is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat de ondernemingen onvoldoende hebben gesteld dat zij de terugvorderingsbesluiten niet hebben ontvangen.

Hoger beroep

De ondernemingen zijn tegen dit oordeel in hoger beroep gegaan bij de Afdeling. De ondernemingen stellen dat geen gebruik is gemaakt van verzending via PostNL, maar van een sociale werkvoorzieningsbedrijf. Dit bedrijf is volgens de ondernemingen niet ingericht op postbezorging, waarbij de zekerheid van een tijdige postbezorging, en de borging daarvan, ontbreekt. De rechtbank heeft dan ook, volgens de ondernemingen, ten onrechte geoordeeld dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat de brieven daadwerkelijk zijn verzonden en geacht moeten worden ook te zijn ontvangen.

Uitgangspunt bij postbezorging

Het is vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld ABRvS 20 mei 2011 en ABRvS 30 mei 2018)  dat, in het geval van niet-aangetekende verzending van een besluit, het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat het desbetreffende stuk is verzonden. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in beginsel kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres.

Indien het bestuursorgaan de verzending naar het juiste adres aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde voormeld vermoeden te ontzenuwen. Hiertoe dient de geadresseerde feiten te stellen op grond waarvan de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld.

Uitgangspunt geldt alleen bij verzending via PostNL

De Afdeling heeft in hoger beroep uitdrukkelijk bepaald dat het hiervoor beschreven uitgangspunt bij postbezorging alleen geldt als het niet-aangetekende stuk is verzonden via PostNL.

De reden hiervoor is dat PostNL is aangewezen als dé verlener van universele postdienst als bedoeld in de Postwet 2009. In de Postwet 2009 zijn voor PostNL bijzondere verplichtingen opgenomen die zien op de regelmaat en betrouwbaarheid van de postbezorging. Dit betekent volgens de Afdeling dat de betrouwbaarheid van postbezorging door andere aanbieders niet, of minder goed gewaarborgd is dan bij PostNL.

Het feit dat het college met het sociale werkvoorzieningsbedrijf concrete afspraken heeft gemaakt over de kwaliteit van de postbezorging, maakt dit volgens de Afdeling niet anders. Afspraken in de vorm van een overeenkomst heeft namelijk niet dezelfde waarde als een formele wet, in dit geval de Postwet 2009.

Bewijslast bij ontkenning ontvangst post

De Afdeling concludeert dat een bestuursorgaan de (tijdige) verzending én de ontvangst van het stuk aannemelijk moet maken, wanneer post van het bestuursorgaan wordt verzonden door een andere postdienst dan PostNL en de ontvangst van een stuk door de geadresseerde ontkend wordt. Dit is voor bestuursorganen van belang. Een bestuursorgaan dat stukken verzendt via een andere postdienst dan PostNL moet rekening houden met een zwaardere bewijslast als de ontvangst van het stuk wordt ontkend. Het is voor een bestuursorgaan raadzaam om hier bedacht op te zijn.
Heeft u nog vragen, neem dan contact op met een van onze advocaten overheidsrecht.