Freestyleskiester Hanssen verliest kort geding en mag niet naar de Olympische Spelen
Freestyleskiester Isabelle Hanssen moet de Olympische Winterspelen van 2022 definitief uit haar hoofd zetten. Eind januari verloor zij het kort geding dat zij had aangespannen tegen de Nederlandse Ski Vereniging (NSkiV). Hanssen eiste dat de NSkiV haar alsnog aan het NOC*NSF zou voordragen voor deelname aan de Olympische Spelen.
Wat was er aan de hand?
Hanssen was dit seizoen bij wereldbekerwedstrijden freestyleskiën als 31e, 15e, 21e en 18e geëindigd. Dit leverde haar een 22e plaats op in het wereldbekerklassement. Op grond van de internationale eisen is een plaats in de top 25 voldoende voor kwalificatie voor de Olympische Spelen, ware het niet dat sportkoepel NOC*NSF strengere eisen hanteert.
In het Kwalificatiedocument freestyle skiën Olympische Spelen Bejing 2022 staat namelijk het volgende:
Women’s freeski halfpipe
D.1 Nationale Prestatie-Eisen:
- ranking 1-12 op FIS Olympic Quota Allocation List per 17 jan 2022: er zijn geen Nationale Prestatie-Eisen
- ranking 13-25 op FIS Olympic Quota Allocation List per 17 jan 2022: eenmaal top 4 of tweemaal top 8 (geschoond op aantal deelnemers OS per NOC) tijdens de hieronder benoemde evenementen om te voldoen aan de Nationale Prestatie-Eisen.
Hanssen had dus bij de wereldbekerwedstrijden eenmaal in de top 4 of twee keer in de top 8 moeten eindigen om een ticket voor de Olympische Spelen te kunnen bemachtigen.
Ongelijke behandeling?
Omdat Hanssen niet aan de aanvullende eisen van het NOC*NSF voldeed, kreeg zij geen ticket. Maar twee andere atleten – een skiër en snowboardster – die ook waren gestrand op de aanvullende eisen, werden wél voorgedragen door de NSkiV. Het NOC*NSF accepteerde deze voordrachten en gaf beide atleten een ticket. Volgens de NSkiV was er bij deze twee atleten sprake van bijzondere omstandigheden, omdat zij door de coronapandemie hinder hadden ondervonden tijdens hun voorbereiding.
Hierop verzocht Hanssen de NSkiV om haar alsnog voor te dragen, maar dit weigerde de NSkiV. Hierop stelde Hanssen dat er sprake was van ongelijke behandeling. Zij was van mening dat ook haar voorbereiding te lijden had gehad onder de coronapandemie en dat zij zich qua prestaties kon meten met beide atleten.
Beoordeling rechter
In een procedure als deze mag een rechter alleen marginaal toetsen: kon de NSkiV in redelijkheid en billijkheid tot haar beslissing komen om Hanssen niet voor te dragen bij het NOC*NSF? Of was er in deze situatie sprake van een zodanig ernstige schending van het gelijkheidsbeginsel dat de beslissing van de NSkiV niet in stand kon blijven?
De rechter oordeelde dat uit de beslissing van de NSkiV om Hanssen niet voor te dragen bij het NOC*NSF niet volgt dat Hanssen ongelijk behandeld is. De prestaties van de atleten waren namelijk niet gelijk. De twee andere atleten – de skiër en snowboarder – waren in de kwalificatieperiode één of meerdere keren in de bovenste 50% van het deelnemersveld geëindigd, terwijl niet is gebleken dat Hanssen dat had gepresteerd. Daarnaast had Hanssen nooit een finale behaald. Op grond van deze objectieve gegevens mocht de NSkiV van de rechter onderscheid maken tussen de atleten en tot deze beslissing komen. Wel oordeelde de rechter dat de NSkiV de gevolgen van de coronapandemie op de voorbereiding van Hanssen beter had kunnen betrekken bij de besluitvorming, maar de rechter vond dit van onvoldoende gewicht om het beroep op het gelijkheidsbeginsel te honoreren. De eis van Hanssen werd dus afgewezen.
Contact
Bevindt u zich – als sporter, vereniging of bond – in een vergelijkbare situatie en heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen? Of heeft u behoefte aan ander advies over het sportrecht? Neem dan gerust vrijblijvend contact op met onze sportrechtadvocaat om de mogelijkheden te bespreken. U kunt ook het contactformulier invullen, dan ontvangt u binnen 24 uur antwoord.
Met dank aan Jessica Overtoom, juridisch medewerker, voor het voorbereidende werk.