Einde van de bierfiets in Amsterdam?

Blog

De bierfietsexploitanten kunnen opgelucht ademhalen. De bierfiets mag voorlopig nog blijven. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam bepaald op 6 december 2016.

Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

Bij besluit van 9 juli 2016 heeft de gemeenteraad van Amsterdam artikel 2.17 van de APV gewijzigd en artikel 2.17A toegevoegd. Artikel 2.17 bepaalt – kort gezegd – dat het verboden is om op of aan de weg alcoholhoudende drank te nuttigen als dit gepaard gaat met gedrag dat de openbare orde verstoort, het woon- en leefklimaat aantast of anderszins overlast veroorzaakt. De nieuwe bepaling van artikel 2.17A houdt in dat het de bestuurder van een groepsfiets (of de aanbieder of exploitant van een groepsfiets) niet is toegestaan zich met een groepsfiets te bevinden op de door de burgemeester aangewezen gebieden, wegen of weggedeelten.

Aanwijzingsbesluit

Op 3 oktober 2016 heeft de burgemeester van Amsterdam op grond van artikel 2.17A van de APV een gebied aangewezen waar het verboden is om zich met een groepsfiets te bevinden (het aanwijzingsbesluit). Volgens de exploitanten van de bierfiets is er onvoldoende rekening gehouden met hun belangen. Het aanwijzingsbesluit bepaalt dat het voor de exploitanten verboden is om zich waar dan ook in het centrum van Amsterdam te bevinden. Daarmee wordt het de exploitanten feitelijk onmogelijk gemaakt hun onderneming voort te zetten. De exploitanten zullen namelijk niet de fietsen vanuit de stalling naar huurders buiten het centrum kunnen brengen.

Geen goede belangenafweging

De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester aan het aanwijzingsbesluit verkeersbelangen ten grondslag heeft gelegd die daar geen rol in hebben. Daarnaast wordt geoordeeld dat de burgemeester zijn besluit heeft gebaseerd op openbare orde-aspecten, maar daarin onvoldoende de belangen van het aantal geregistreerde klachten heeft meegewogen, althans onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe deze klachten zijn meegenomen in de belangenafweging. Daarnaast is onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe de burgemeester heeft stilgestaan bij de belangen van de exploitanten. Daarmee komt de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat het aanwijzingsbesluit niet voldoende is gemotiveerd. De voorzieningenrechter bepaalt dat de inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit wordt geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.

Klik hier voor de uitspraak.