De verjaringstermijn bij verbeurde dwangsommen

Blog

De rechtsvordering tot betaling van een geldsom verjaart vijf jaren nadat de voorgeschreven betalingstermijn is verstreken. Deze verjaringstermijn betreft slechts één jaar bij de bevoegdheid tot invordering van een verbeurde dwangsom. Hoe zit dat?

Last onder dwangsom

Onder een last onder dwangsom wordt op grond van de wet (artikel 5:31d van de Awb) verstaan, de herstelsanctie inhoudende een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding en de verplichting tot betaling van de geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. De rechtsvordering tot betaling van een geldsom verjaart op grond van de wet na vijf jaren nadat de voorgeschreven betalingstermijn is verstreken. Deze verjaringstermijn is echter korter bij de bevoegdheid van een bestuursorgaan tot invordering van een verbeurde dwangsom. Bij uitspraak van 28 februari 2018 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over een dergelijke kwestie geoordeeld.

De uitspraak

In onderhavige zaak had het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen (hierna: “het college”) aan appellant drie lasten onder dwangsom opgelegd vanwege diverse overtredingen, te weten:

  • Het zonder omgevingsvergunning realiseren van drie woonruimtes.
  • Het handelen in strijd met de voorwaarden van de ontheffing voor een aan huis gebonden beroep. Een gedeelte van het pand van minimaal 83 m2 wordt gebruikt als kap- en schoonheidssalon terwijl de ontheffing een maximale oppervlakte van 60 m2 toestaat.
  • Het zonder omgevingsvergunning gebruiken van een deel van het pand als distributiecentrum voor PostNL.

Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de last onder dwangsom. Bij besluit van 24 mei 2016 heeft het college het bezwaar van appellant ongegrond verklaard en heeft zij de last onder dwangsom gehandhaafd. De opgelegde last onder dwangsom bedraagt in totaal € 30.000,= en is als volgt opgebouwd:

  • € 15.000 indien binnen zes weken na de dag van verzending van het besluit van 24 mei 2016 de illegale bewoning van de drie woonruimtes niet is gestaakt;
  • € 10.000 indien binnen de genoemde termijn het gebruik van een gedeelte van het pand als kapsalon niet is teruggebracht tot 60 m2 en
  • € 5.000 indien binnen de genoemde termijn het gebruik van een gedeelte van het pand als distributiecentrum voor PostNL niet is gestaakt.

Verbeuren dwangsommen

Op 30 augustus 2016 heeft een controleur van de gemeente Gilze en Reijen geconstateerd dat de overtredingen niet waren beëindigd. Om die reden is het college van mening dat de dwangsommen van rechtswege zijn verbeurd. Bij besluit van 9 november 2016 heeft het college de dwangsommen bij appellant ingevorderd. Appellant kon zich niet met het besluit van 24 mei 2017 en de ongegrondverklaring verenigen en is daartegen in beroep gegaan. Bij uitspraak van 20 december 2016 heeft de rechtbank het door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld.

Schorsing besluit

Bij uitspraak van 20 februari 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling het invorderingsbesluit van 9 november 2016 geschorst tot de uitspaak van het hoger beroep. Het college was het niet eens met die beslissing en heeft de voorzieningenrechter verzocht om opheffing van de schorsing. De voorzieningenrechter heeft dat verzoek afgewezen. Bij besluit van 17 augustus 2017 heeft het college appellant uitstel van betaling verleend tot zes weken na de uitspraak op het hoger beroep. Ook tegen dat besluit heeft appellant gronden aangevoerd.

Verjaringstermijn

Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat de bevoegdheid tot invordering van de verbeurde dwangsommen is verjaard. In onderhavige zaak was in het besluit van 14 oktober 2015 tot het opleggen van de lasten onder dwangsom een begunstigingstermijn tot 1 januari 2016 opgenomen. Bij besluit van 7 december 2015 heeft het college op verzoek van appellant deze termijn verlengd tot zes weken na het besluit op bezwaar. Bij besluit op bezwaar is een begunstigingstermijn opgenomen van 6 weken na de dag van verzending van het besluit. De datum van verzending is 30 mei 2016, zodat de begunstigingstermijn in onderhavige zaak afliep op 12 juli 2016.

In artikel 5:35 van de Awb is bepaald dat in afwijking van artikel 4:104 van de Awb de bevoegdheid tot invordering van een verbeurde dwangsom verjaart door verloop van één jaar na de dag waarop zij is verbeurd. De aard van de lasten –het betreft het opheffen van een voortdurende overtreding- brengt mee dat indien niet binnen de begunstigingstermijn aan de lasten wordt voldaan, de dwangsommen van rechtswege worden verbeurd op het moment dat de begunstigingstermijn is beëindigd. Uit de controle van 30 augustus 2016 blijkt dat niet aan de lasten is voldaan, zodat de dwangsommen, gelet op de aard van overtreding, op 12 juli 2016 van rechtswege zijn verbeurd. Dat betekent dat de verjaringstermijn op 13 juli 2017 afliep.

Termijn bevoegdheid tot invordering

Ten overvloede merkt de Afdeling nog op dat de in artikel 5:35 van de Awb opgenomen verjaringstermijn van één jaar zowel ziet op het nemen van een invorderingsbesluit als op het feitelijk invorderen van de verbeurde dwangsom. Onder ‘bevoegdheid tot invordering’ als bedoeld in artikel 5:35 van de Awb moet niet alleen de bevoegdheid tot het nemen van het invorderingsbesluit, als bedoeld in artikel 5:37 van de Awb worden verstaan, maar ook de bevoegdheden tot aanmaning en verrekening en het uitvaardigen en ten uitvoer leggen van een dwangbevel als bedoeld in artikel 4:104 lid 2 Awb.

Verjaring

Het is van belang om op te merken dat het invorderingsbesluit van artikel 5:37 van de Awb de verjaring niet stuit (zie ook de uitspraken van de Afdeling van 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1203 en 10 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1229). In onderhavige zaak was de bevoegdheid tot invordering van het college – ondanks het invorderingsbesluit van 9 november 2016- verjaard.

De opgelegde en verbeurde dwangsommen betreffen in onderhavige zaak eenmalige bedragen, zodat geen nieuwe dwangsommen meer kunnen worden verbeurd. Aan de besluiten tot het opleggen van de lasten onder dwangsom, het invorderen van verbeurde dwangsommen en het verlenen van uitstel van betaling komt dan ook geen betekenis meer toe. Appellant kan niet meer tot betaling van de dwangsommen worden verplicht.

Advies

Indien u te maken krijgt met de last onder dwangsom let u dan goed op de verjaringstermijn. Ook in het geval u een invorderingsbesluit heeft genomen of heeft ontvangen dan stuit dit besluit niet de verjaringstermijn van artikel 5:35 van de Awb. Mocht u nog vragen hebben, neem dan contact op met één van onze specialisten.