Biedt de lichte bevelsbevoegdheid een grondslag voor het besluit tot euthanaseren van een agressieve hond (deel II)

Blog

Vorig jaar schreven wij al op onze website over de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 23 oktober 2014. Daar is ingegaan op de verhouding tussen de lichte bevelsbevoegdheid en de last onder bestuursdwang als een bestuursorgaan een in beslag genomen hond wenst te euthanaseren. Beide partijen hebben hoger beroep tegen de uitspraak ingesteld. De Afdeling heeft op 2 december 2015 uitspraak gedaan. Geeft de Afdeling duidelijkheid in de keuze tussen beide middelen?

De aanleiding

De burgemeester van de gemeente Son en Breugel ziet zich genoodzaakt om de eigenaar van de agressieve ‘Diesel’ te bevelen om de hond af te staan. Diesel is in beslag genomen en geplaatst bij een opslaghouder. Ondanks dat Diesel in beslag is genomen, vertoont hij nog steeds zeer agressief gedrag. Drie maanden later besluit de burgemeester om Diesel te laten euthanaseren. De eigenaar laat het daar niet bij zitten en stelt beroep in tegen beide besluiten.

Uitspraken rechtbank

De rechtbank is het met de burgemeester eens dat Diesel de openbare orde verstoort en dat het agressieve gedrag van Diesel grondslag biedt voor de burgemeester om toepassing te geven aan de lichte bevelsbevoegdheid zoals bedoeld in artikel 172, lid 3 van de Gemeentewet.

Anders dan de burgemeester vindt de rechtbank dat de reeds in beslag genomen hond niet mag worden geëuthanaseerd, op grond van artikel 172, lid 3 van de Gemeentewet. De rechtbank stelt dat ofwel een last onder bestuurs­dwang wordt opgelegd (bij overtreding van een wettelijk voorschrift) ofwel de lichte bevelsbevoegheid wordt aangewend (wanneer geen sprake is van een overtreding van een wettelijk voorschrift).

De rechtbank oordeelt dat de burgemeester het besluit niet goed heeft gemotiveerd. Blijkens het betoog ter zitting stelt de burgemeester zich op het standpunt dat toepassing is gegeven aan de lichte bevelsbevoegdheid. Daarover is echter in de besluitvorming niets vermeld en het besluit wekt de indruk dat er een last onder bestuursdwang is opgelegd.

De rechtbank ziet ook geen reden om rechtsgevolgen in stand te laten omdat de burgemeester, gegeven het feit dat de hond in beslag is genomen en reeds geruime tijd in een speciale opslag voor agressieve honden verblijft, niet heeft kunnen onderbouwen waarin de voor aanwending van de lichte bevelsbevoegdheid vereiste onmiddellijkheid is gelegen. Er volgt gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van het bestreden besluit en herroeping van het primaire besluit.

Overwegingen Afdeling

Partijen gaan in hoger beroep en de Afdeling gaat uitgebreid in op het toetsingskader van artikel 172, lid 3 van de Gemeentewet.

Toepassing artikel 172 lid 3 Gemeentewet

De Afdeling stelt vast dat uit de wetsgeschiedenis van artikel 172, lid 3 van de Gemeentewet volgt:
“dat dit artikel alleen betrekking heeft op situaties waarin enerzijds geen overtreding van wettelijke voorschriften ter bewaring van openbare orde plaatsvindt, terwijl anderzijds sprake is van een zodanige inbreuk op orde en rust dat niet meer van een aanvaardbaar niveau daarvan kan worden gesproken. Daartegen moet kunnen worden opgetreden. De bepaling dient ertoe de burgemeester ook in dergelijke gevallen bevoegd te verklaren om te handelen. De burgemeester kan echter op basis van deze bepaling niet naar willekeur maatregelen ter bewaring van de openbare orde nemen. Er moet zich een verstoring van die orde of ernstige vrees daarvoor voordoen en de bevelen moeten noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde. Voorts mogen de bevelen niet van wettelijke voorschrif­ten afwijken en moeten ze proportioneel en subsidiair zijn” (Kamerstukken 1 1990/91, 19-403 nr. 64b, blz. 16-17).

Besluit tot inbeslagname

Alle feiten en omstandigheden in dit geval, waaronder dat het aanlijn- en muilkorfverbod is overtreden, dat Diesel voor mensen en dieren gevaarlijk gedrag vertoonde en andere dieren ernstig letsel heeft toegebracht, leiden tot het oordeel dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze incidenten maatschappelijke onrust hebben veroorzaakt en verstoring van de openbare orde. Het besluit tot inbeslagname van Diesel wordt door de Afdeling in stand gelaten.

Euthanasie

Vervolgens gaat de Afdeling in op de vraag of de burgemeester op grond van artikel 172, lid 3 van de Gemeentewet tevens mocht overgaan tot het besluit om Diesel te eutha­na­seren. De Afdeling overweegt het volgende: “Een verstoring van de openbare orde zal veelal een urgente situatie opleveren waarin onmiddellijk ingrijpen is vereist. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, bieden evenwel de tekst noch de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet grond voor het oordeel dat aanwending van de in deze bepaling neergelegde bevoegdheid is beperkt tot dergelijke situaties. Ook indien zich een langer durende verstoring van de openbare orde voordoet is de burgemeester, zolang die voortduurt, in beginsel bevoegd om deze bevoegdheid aan te wenden. Voorts is artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet ook toepasbaar in gevallen waarin zich weliswaar geen verstoring van de openbare orde voordoet, maar er wel ernstige vrees bestaat voor het ontstaan daarvan”

Ten tijde van het besluit van 29 januari 2014 verbleef Diesel geruime tijd in bewaring op een geheime plaats. Het door de deskundige, Schilder, vastgestelde zeer hoge risico van Diesel, alsmede de verwondingen van een vaste verzorgster door Diesel, kunnen daarom geen grondslag zijn voor het aannemen van een verstoring van de openbare orde in de woonomgeving van appellant of ernstige vrees daarvoor”.

Niet bevoegd tot euthanasie

De burgemeester heeft in dit geval niet aannemelijk gemaakt dat ook na de inbeslagname van Diesel nog zodanige hevige gevoelens van angst en onzekerheid in de woonomgeving van appellant aanwezig zijn, dat daar ook nog aanmerkelijke, maatschappelijke onrust bestaat. De rechtbank heeft volgens de Afdeling terecht overwogen dat de burge­meester zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de openbare orde werd verstoord of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan bestond. Dat de burge­meester na de inbeslagname van Diesel vervolgmaatregelen wil treffen, maakt dat niet anders. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de burgemeester in dit geval niet bevoegd was om artikel 172, lid 3 van de Gemeentewet toe te passen.

De Afdeling laat in het midden het antwoord op de vraag of de burgemeester in dit geval, indien de openbare orde wel zou worden verstoord of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan zou ontstaan, op grond van artikel 172, lid 3 van de Gemeentewet wel bevoegd zou zijn te besluiten een buiten de gemeente verblijvende hond te laten euthana­seren.

Hernieuwde maatregelen mogelijk

Voorts overweegt de Afdeling dat zij op grond van de bekende feiten en omstandigheden voorshands van oordeel is dat de burgemeester, gelet op alle incidenten met Diesel, de door die incidenten veroorzaakte maatschappelijke onrust in de woon­omgeving van appellant en de resultaten van het door de deskundige, Schilder, uitge­voerde onderzoek, bij eventuele terugkeer van Diesel naar appellant bevoegd is daartegen maat­regelen te nemen op grond van artikel 172, lid 3 van de Gemeentewet wegens ernstige vrees voor het ontstaan van verstoring van de openbare orde.

Hoger beroepen ongegrond

De hoger beroepen worden ongegrond verklaard. Beide uitspraken van de rechtbank worden hetzij met verbetering van de grond waarop deze berusten, bevestigd.

Conclusie

Hieruit volgt, in tegenstelling tot wat de rechtbank eerder oordeelde, dat ook als sprake is van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde, de burgemeester toepassing kan geven aan de lichte bevelsbevoegdheid. Wel dient de burgemeester in dat geval aannemelijk te maken dat daadwerkelijk maatschappelijke onrust bestaat.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel, neem dan contact op met één van onze specialisten.

Bent u geïnteresseerd in de volledige uitspraak, klik dan hier voor de uitspraak van de Afdeling van 2 december 2015.
Voor de uitspraak van 23 oktober klikt u hier.