Beslistermijn tijdig per e-mail verlengd, maar te laat per post: wat nu?

Blog

De eigenaar van twee woonboten vraagt een ligplaatsvergunning aan bij de Gemeente Amsterdam. De gemeente redt het niet om binnen de beslistermijn een besluit te nemen en wil deze verlengen. De eigenaar van de woonboten wordt van de verlenging tijdig per e-mail op de hoogte gesteld, maar te laat per post. Wat zijn de gevolgen?

Ligplaatsvergunning verplicht

De Rechtbank Amsterdam heeft hier recent een interessante en illustratieve uitspraak over gedaan. Het ging in die zaak om het volgende. De eigenaar van twee woonboten wil één van deze woonboten zelf bewonen en hij wil de andere gaan verhuren. Voor beide woonboten heeft hij op grond van de plaatselijke verordening een ligplaatsvergunning nodig. Deze vraagt hij – zowel per e-mail als per post – bij de gemeente Amsterdam aan op 24 maart 2017. De gemeente moet in principe binnen dertien weken beslissen op deze aanvragen, maar zij kan deze termijn eenmalig met acht weken verlengen.

Verlenging per e-mail en per post

De gemeente heeft gebruik willen maken van de mogelijkheid om de beslistermijn te verlengen. Zij heeft dat op 23 juni 2017 – binnen de beslistermijn – per e-mail medegedeeld aan de eigenaar van de woonboten. De gemeente deelt dit ook nog eens per brief mee, maar deze brief wordt pas op 7 juli 2017 – na de beslistermijn – ontvangen.

Kan de gemeente per e-mail communiceren?

De eerste vraag die de Rechtbank Amsterdam moet beantwoorden, is wanneer deze mededeling de eigenaar van de woonboten wordt geacht te hebben bereikt. Van belang is dat de gemeente op grond van artikel 2:14 van de Awb alleen berichten per e-mail kan verzenden, als de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij op deze manier ‘voldoende bereikbaar’ is. Daarvan is in dit geval geen sprake: de eigenaar van de woonboot heeft nooit (expliciet) aan de gemeente kenbaar gemaakt dat hij per e-mail bereikbaar was. Het enkele feit dat de aanvraag voor de ligplaatsvergunningen ook per e-mail is ingediend, is daarvoor onvoldoende. Aangenomen wordt dan ook dat de mededeling van de gemeente dat de beslistermijn is verlengd, de eigenaar van de woonboten voor het eerst per post op 7 juli 2017 heeft bereikt. Dat is te laat: de beslistermijn is dan immers al verstreken.

‘Positieve fictieve beschikking’

De volgende vraag is dan wat dit voor gevolgen met zich meebrengt. In dat kader is artikel 4:20b van de Awb van belang. In dat artikel is bepaald dat, als niet tijdig op een aanvraag tot het geven van een beschikking wordt beslist – zoals de aanvraag voor de ligplaatsvergunningen – de gevraagde beschikking van rechtswege wordt verleend. Dat wordt een ‘positieve fictieve beschikking’ genoemd. Oftewel, als artikel 4:20b van de Awb van toepassing zou zijn op de aanvragen, zouden de ligplaatsvergunningen dus automatisch zijn verleend door het enkele feit dat de gemeente niet tijdig heeft beslist. Artikel 4:20b van de Awb is echter alleen van toepassing op de gevallen waarbij dat bij wettelijk voorschrift is bepaald.

Gebruik van de woonboten cruciaal

Er bestaat geen wettelijk voorschrift waarbij is bepaald dat artikel 4:20b van de Awb van toepassing is op de aanvraag voor een ligplaatsvergunning voor de woonboot die de eigenaar zelf wil bewonen. Op grond van de Dienstenwet is artikel 4:20b van de Awb volgens de Rechtbank Amsterdam echter wél van toepassing op de aanvraag voor de ligplaatsvergunning voor de woonboot die de eigenaar wil gaan verhuren. Dat leidt in dit geval dus tot de opmerkelijke situatie dat de ligplaatsvergunning voor de woonboot die de eigenaar wil gaan verhuren, wél automatisch is verleend omdat de gemeente niet tijdig op de aanvragen heeft besloten, maar de ligplaatsvergunning voor de woonboot die de eigenaar zelf wil gaan bewonen, niet.

Beide ligplaatsvergunningen verleend

De Rechtbank Amsterdam oordeelt dan ook dat de gemeente de ligplaatsvergunning voor de woonboot die de eigenaar wil gaan verhuren, ten onrechte (alsnog) heeft geweigerd. De gemeente wordt opgedragen om bekend te maken dat die vergunning van rechtswege is verleend. De Rechtbank oordeelt overigens op inhoudelijke gronden – die geen verband houden met het feit dat gemeente niet tijdig heeft beslist en die hier om die reden niet zullen worden besproken – dat ook de ligplaatsvergunning voor de woonboot die de eigenaar zelf wil gaan bewonen, ten onrechte is geweigerd.

Wat is van belang in de praktijk?

Door het enkele feit dat de beslistermijn niet tijdig op de juiste manier is verlengd en daardoor niet tijdig op de aanvraag is beslist, is de gemeente verplicht om een vergunning te verlenen die het eigenlijk had willen – en wellicht ook kunnen – weigeren. Gemeentes doen er dan ook verstandig aan om na te gaan of artikel 4:20b van de Awb op binnenkomende aanvragen van toepassing is, de beslistermijnen strikt in de gaten te houden en deze, zo nodig, per post te verlengen.

Heeft u vragen over het bovenstaande, dan helpen onze advocaten van de secties Vastgoedrecht en Overheidsrecht u graag.

Uitspraak van de Rechtbank Amsterdam