Algemene Plaatselijke Verordening: uitleg verwijderingsbevel
Een bedelaar krijgt een verwijderingsbevel opgelegd voor de duur van een maand. De bedelaar vindt zijn gelijk bij de rechtbank. Volgens de rechtbank zijn drie overtredingen vereist voordat de burgemeester bevoegd is om een verwijderingsbevel op te leggen. De Afdeling legt de Algemene Plaatselijke Vordering echter anders uit.
Overlastgebied
De burgemeester kan op grond van artikel 2.8 van de Algemene Plaatselijke Verordening van Amsterdam 2008 (hierna: “APV”) een overlastgebied aanwijzen als naar zijn oordeel een ernstige verstoring of bedreiging van de openbare orde bestaat. Op grond van deze bepaling heeft de burgemeester Amsterdam Centrum als overlastgebied (hierna: ‘overlastgebied’) aangewezen. De burgemeester kan voor dat gebied verwijderingsbevelen uitvaardigen als een verbod uit de APV wordt overtreden. Eén van die verboden is het verbod om te bedelen.
24-uursbevelen
Op 18 augustus 2016 treft een politieambtenaar een bedelaar aan in het overlastgebied. De politieambtenaar beveelt de bedelaar zich uit het overlastgebied te verwijderen en daar 24 uur niet meer aanwezig te zijn. Bij dat bevel is ook een waarschuwingskaart uitgereikt.
Op 2 september 2016 bevindt de bedelaar zich echter weer in het overlastgebied. De politieambtenaar beveelt de bedelaar wederom om zich de aankomende 24 uur te verwijderen uit het overlastgebied.
Het verwijderingsbevel
Naar aanleiding van het tweede 24-uurs bevel heeft de Commissaris van Politie bij de burgemeester een verzoek gedaan om een bevel uit te reiken dat de bedelaar zich gedurende een maand niet meer mag bevinden in het overlastgebied (artikel 2.9 APV).
De burgemeester heeft bij besluit van 13 september 2016 gehoor gegeven aan dat verzoek. Hij heeft een verwijderingsbevel voor de duur van een maand aan de bedelaar opgelegd. De bedelaar is het hier niet mee eens en gaat in bezwaar. Het bezwaar van de bedelaar wordt door de burgemeester echter ongegrond verklaard. In beroep vindt de bedelaar het recht aan zijn zijde.
Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt dat het verwijderingsbevel pas mag worden opgelegd als aan de betrokkene twee 24-uursbevelen zijn gegeven en de betrokkene vervolgens voor een derde keer binnen een periode van een jaar het bedelverbod overtreedt. De rechtbank oordeelt dat nu het bedelverbod niet voor een derde keer is overtreden, de burgemeester niet bevoegd was om het verwijderingsbevel op te leggen.
Interpretatie burgemeester
De burgemeester gaat in hoger beroep. Volgens de burgemeester heeft de rechtbank artikel 2.9 van de APV onjuist geïnterpreteerd. Volgens de burgemeester volgt uit artikel 2.9, tweede lid en onder a van de APV dat hij bevoegd is om een verwijderingsbevel voor de duur van een maand op te leggen, indien een persoon binnen een periode van een jaar twee keer een 24-uursbevel opgelegd heeft gekregen. Uit deze bepaling volgt volgens de burgemeester niet, dat een derde overtreding behoeft te zijn begaan.
Oordeel Afdeling
De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank artikel 2.9, tweede lid onjuist heeft uitgelegd. De Afdeling is van oordeel dat met de term ‘bevel’ wordt bedoeld het 24-uursbevel dat de burgemeester op grond van het eerste lid van artikel 2.9 van de APV kan opleggen. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, leidt de Afdeling uit de bepaling niet af dat de burgemeester pas bevoegd is tot de oplegging van een verwijderingsbevel voor de duur van een maand nadat binnen een jaar twee keer een 24-uursbevel is opgelegd én een derde overtreding is geconstateerd. De Afdeling gaat dus om en oordeelt dat de burgemeester bevoegd was een verwijderingsbevel voor de duur van een maand op te leggen.
Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met onze specialisten.
De uitspraak leest u hier.