Strekt de wet Bibob tot bescherming van de belangen van de eiser bij de dakverhoging van een woning?

Blog

Schenkeveld Advocaten - dak

Een belanghebbende in een procedure bij de bestuursrechter kan geen beroep doen op een norm die kennelijk niet bedoeld is om zijn belang(en) te beschermen. Dit volgt uit artikel 8:69a van de Algemene wet Bestuursrecht (Awb). De wetgever vindt het niet wenselijk als de bestuursrechter een besluit vernietigt, terwijl de geschonden rechtsregel niet strekt tot bescherming van een belang van de eisende partij. In een recente uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant stond dit zogeheten relativiteitsvereiste centraal.

Vergunning voor dakverhoging

Bij besluit van 16 april 2018 heeft het college van de gemeente Goirle aan familie Y een omgevingsvergunning verleend, waardoor een eerder gerealiseerde dakverhoging van de woning is gelegaliseerd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij voert hierbij aan dat het college ten onrechte de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) niet heeft toegepast bij de aanvraag in kwestie. De verbouwing van de woning, waaronder de verhoging van het dak, zou namelijk gefinancierd zijn met crimineel geld. Om deze bewering te onderbouwen, stelt eiser dat er in de woning in 2015 – toen de woning nog in eigendom was van de heer X – een hennepkwekerij is aangetroffen.

Bezwaarcommissie

De bezwaarschriftcommissie adviseert dat geen risico-inschatting op grond van de Wet Bibob geboden is. Het feit dat familie Y de woning van de heer X heeft verworven bij een executieveiling, terwijl de heer X mogelijk een crimineel verleden had, maakt niet dat deze inschatting alsnog geboden is. Daarnaast doen geen van de in het gemeentelijk beleid genoemde situaties waarin het uitvoeren van een Bibob-onderzoek nodig is, zich voor. Het college verwijst bij de afwijzing van het bezwaar van eiser naar het advies van de bezwaarcommissie.

Wet Bibob

Eiser heeft in beroep – kort gezegd – aangevoerd dat het college bij de beoordeling van de aanvraag ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten dat de dakverhoging door de vorige eigenaar van de woning is gerealiseerd met geld uit criminele activiteiten. Het college had de aanvraag op grond van de Wet Bibob moeten afwijzen. Door de vergunning te verlenen, faciliteert het college volgens eiser witwassen. Eiser vreest dat als de vergunning in stand blijft, het college ook zal overgaan tot het legaliseren van de verhoging van de berging van de woning.

Relativiteitsvereiste

De rechtbank stelt dat eerst moet worden beoordeeld of de regels waarop eiser zich beroept, kennelijk strekken tot bescherming van eisers belangen. Dit volgt uit artikel 8:69a van de Awb.

Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 3 van de Wet Bibob blijkt dat met dit artikel is beoogd te voorkomen dat de overheid door middel van bestuurlijke besluitvorming, zoals vergunningverlening, ongewild criminele activiteiten faciliteert. Hieruit volgt dat artikel 3 van de Wet Bibob strekt tot bescherming van het algemene belang bij het voorkomen van het faciliteren van ongewilde criminele activiteiten door de overheid.

Oordeel rechtbank

De rechtbank oordeelt dat het algemene belang bestaande uit het voorkomen dat de overheid door bestuurlijke besluitvorming ongewild criminele activiteiten faciliteert, niet kan worden beschouwd als een individueel belang van eiser.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de belangen van eiser niet zodanig verweven zijn met het algemene belang dat artikel 3 van de Wet Bibob beoogt te beschermen, dat die bepaling ook zou strekken tot bescherming van eisers individuele belangen. Dat betekent dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan vernietiging van het bestreden besluit op de door eiser aangevoerde gronden. De rechtbank verklaart het beroep als gevolg hiervan ongegrond.

Conclusie

Partijen dienen in een (hoger) beroepsprocedurerekening te houden met het relativiteitsvereiste. De rechter toetst of een bepaalde norm wel strekt ter bescherming van de specifieke belangen van de belanghebbende.

Heeft u naar aanleiding van deze uitspraak nog vragen? Of vraagt u zich af of het relativiteitsvereiste in de weg kan staan aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep? Neem dan contact op met één van onze specialisten.