Sportschool aansprakelijk voor schade stagiair
Nadat de vordering van de stagiair in eerste aanleg is toegewezen is de sportschool in hoger beroep gegaan.
In hoger beroep heeft het gerechtshof allereerst beoordeeld of de stagiair in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden. Hiervan is volgens het gerechtshof ook sprake in het geval dat, zoals de sportschool heeft gesteld, de stagiair op eigen initiatief heeft gehandeld en geen opdracht zou hebben gekregen om de bezoeker naar de doucheruimte te begeleiden en waarbij hij bij het verrichten van de werkzaamheden mogelijkerwijs is afgeweken van de hem gegeven opdracht.
Nadat het gerechtshof heeft vastgesteld dat de stagiair de schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden heeft het gerechtshof beoordeeld of de sportschool haar zorgplicht conform artikel 7:658 BW is nagekomen. Voor het nakomen van haar zorgplicht diende de sportschool te stellen en zo nodig te bewijzen dat zij, kort gezegd, al die maatregelen heeft genomen en al die aanwijzingen heeft gegeven die redelijkerwijs nodig waren om de schade bij de stagiair te voorkomen. De sportschool voerde in dat kader aan dat zij de begeleiding van de bezoeker niet zomaar aan een stagiair zou overlaten en de stagiair dan ook geen instructie had gegeven om de bezoeker te begeleiden. Het gerechtshof vond dat echter niet voldoende omdat de sportschool niet heeft gesteld dat zij de stagiair de instructie heeft verstrekt om de begeleiding van de bezoeker aan anderen over te laten noch op de naleving van een dergelijke instructie heeft toegezien. Het gerechtshof concludeert dan ook dat de sportschool op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de schade van de stagiair.
(Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 8 juli 2014, JAR 2014/211)
NB: De Hoge Raad heeft eerder bepaald (JAR 2011/315) dat de werkgever op grond van artikel 7:658 BW een vergaande zorgplicht heeft als het gaat om omgang met cliënten met een beperking.