Schending hoorplicht na nieuwe feiten en omstandigheden?

Blog

Artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht draagt het beginsel van hoor en wederhoor in zich. Indien er na het horen alsnog nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht komen die van aanmerkelijk belang kunnen zijn, moeten belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om daarop te reageren. Uit de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 mei 2017 blijkt dat dit echter niet altijd het geval hoeft te zijn.

Aanvraag dakkapel

Eigenaar van een woning vraagt een omgevingsvergunning aan voor het plaatsen van een dakkapel. De gemeente heeft bij beschikking van 2 juli 2014 hiervoor een bedrag van € 549,- aan leges in rekening gebracht. De eigenaar heeft op 8 augustus 2014 bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Een aantal maanden later, op 5 februari 2015 heeft de eigenaar een brief gestuurd waarin hij aangeeft van oordeel te zijn dat de geheven leges in strijd zijn met artikel 229b van de Gemeentewet. Hierin is bepaald dat de tarieven zodanig worden vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake. Door dit vereiste mogen de opbrengsten hooguit kostendekkend zijn. Dit om te voorkomen dat gemeenten met heffingen en retributies ook andere activiteiten financieren.

Hoorzitting

De eigenaar wordt op 25 februari 2015 gehoord. Naar aanleiding van de hoorzitting heeft de eigenaar een e-mail gestuurd naar de gemeente waarin hij aangeeft dat er tijdens de hoorzitting is gesproken over het belastbare feit, dat de bewijslast daarvan bij de gemeente ligt en dat de blote stellingen in de concept-uitspraak van de gemeente niet voldoen aan de bewijslast.

WOB-verzoek

Op 23 juli 2015 heeft de eigenaar op grond van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB), een WOB-verzoek ingediend waarin wordt verzocht om alle informatie met betrekking tot de kostprijsberekeningen van de leges die betrekking hebben op de legesverordening 2014 te verstrekken. Bij besluit van 3 september 2015 heeft de gemeente besloten de gevraagde informatie te verstrekken. Hiertegen gaat de eigenaar in bezwaar, omdat er volgens hem geen enkel stuk openbaar is gemaakt c.q. verstrekt dat betrekking heeft op zijn WOB-verzoek. Naar aanleiding hiervan heeft op 3 december 2015 een gesprek plaatsgevonden tussen de eigenaar en de gemeente waarin de kostprijsberekeningen van de leges zijn toegelicht. De kostprijsberekeningen 2014 zijn vervolgens ook door de gemeente aangepast.

Hoorzitting II

Enkele dagen later, op 7 december 2015, heeft een hoorzitting ten overstaan van de bezwaarschriftencommissie plaatsgevonden. Dit is voor de eigenaar aanleiding geweest om wederom een WOB-verzoek in te dienen. De eigenaar verzoekt nu om onderzoeken en informatie betreffende de kostprijsberekeningen van de leges met betrekking tot de jaren 2011 tot en met 2015 openbaar te maken. Aan dit verzoek wordt tegemoet gekomen en alle gevraagde gegevens worden verstrekt.

Schending hoorplicht?

Op 29 februari 2016 heeft de gemeente een beslissing op bezwaar genomen tegen het op 8 augustus 2014 ingediende bezwaarschrift (het bezwaar van de eigenaar tegen de legesbeschikking). De eigenaar gaat in beroep en verzoekt de rechtbank om de beslissing van de gemeente van 29 februari 2016 te vernietigen wegens schending van artikel 7:9 Awb en de zaak terug te verwijzen naar de gemeente. De eigenaar stelt zich namelijk op het standpunt dat ten onrechte geen hoorzitting is gehouden voordat op 29 februari 2016 een uitspraak op bezwaar is gedaan. Immers, voor de hoorzitting van 25 februari 2015 had de gemeente nog geen bescheiden overgelegd op grond waarvan kon worden vastgesteld dat de geraamde baten niet boven de geraamde lasten ter zake uitgingen, aldus de eigenaar. Ook voor het gesprek van 25 februari 2015 waren de betreffende stukken ex artikel 229b Gemeentewet nog niet verstrekt. Overigens kwalificeerde dit gesprek volgens de eigenaar ook niet als hoorzitting.

Oordeel rechtbank

De rechtbank oordeelt echter dat er op 3 december 2015 een gesprek tussen partijen is geweest waar een toelichting is gegeven over de kostprijsberekeningen 2014. Na het gesprek zijn de kostprijsberekeningen 2014 aangepast. De aangepaste versie is vervolgens op 7 januari 2016 per e-mail toegezonden. De rechtbank oordeelt dat de hoor en wederhoor uitgebreid door de gemeente is toegepast en verklaart het beroep ongegrond.

Conclusie

Het ontbreken van nieuwe feiten en omstandigheden levert om proceseconomische redenen geen verplichting om opnieuw te horen op. Het opnieuw horen bij ontbreken van nova zou namelijk een herhaling van zetten opleveren. In dit geval zou gesteld kunnen worden dat er wel nieuwe feiten en omstandigheden waren op grond waarvan de eigenaar zou moeten worden gehoord, aangezien de eigenaar nog niet in het bezit was van de aangepaste kostprijsberekeningen 2014. In dit geval acht de rechtbank echter dat het beginsel van hoor en wederhoor, wat in artikel 7:9 Awb tot uitdrukking komt, voldoende door de gemeente in acht is genomen.

Indien u vragen heeft over dit artikel, dan kunt u uiteraard contact opnemen met één van onze specialisten. Klik hier voor de uitspraak.