Parkeernormen in bestemmingsplan, dynamische verwijzing toegestaan

Blog

De parkeernormen uit de Bouwverordening dienen voortaan in een bestemmingsplan te worden vastgelegd. Maar is het de gemeente ook toegestaan om te volstaan met een verwijzing in het bestemmingsplan naar beleidsregels voor parkeren? Op 9 september 2015 gaf de ABRvS antwoord op deze vraag.

De feiten

Bij besluit van 30 oktober 2014 heeft de gemeenteraad van de gemeente Utrecht het bestemmingsplan “KPN Campus Fockema Andrealaan, Rubenslaan e.o.” vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de vereniging “De Notenkraker” (hierna: “de Vereniging”) beroep ingesteld.

Eén van de beroepsgronden is de vrees dat het plan leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de woonbuurt van de huiseigenaren, omdat het plan niet garandeert dat voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Standpunt gemeenteraad: voldoende parkeergelegenheid

De gemeenteraad stelt dat de parkeerbehoefte door de herontwikkeling volledig op eigen terrein kan en zal worden opgelost, zodat de parkeerdruk in de wijk niet zal toenemen. Ingevolge artikel 8, mogen de voor verschillende bestemmingen aangewezen gronden op grond van het bepaalde in de planregels daarvoor slechts worden bebouwd en gebruikt onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s en fietsen wordt gerealiseerd of in stand wordt gehouden.

Verwijzing parkeerbeleid in bestemmingsplan; oordeel Afdeling

Voor zover de gemeenteraad met artikel 8 van de planregels heeft beoogd met gebruikmaking van artikel 3.1.2, tweede lid van het Bro een planregel te formuleren die er toe leidt dat bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor bouwen zal worden getoetst aan het gemeentelijk parkeerbeleid en de daarbij behorende parkeernormen, overweegt de Afdeling als volgt.

“De parkeerkwestie kan in zoverre met gebruikmaking van artikel 3.1.2, tweede lid onder a van het Bro, in het bestemmingsplan worden geregeld door in een bestemmingsplanregel neer te leggen dat bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, de regel geldt dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s en fietsen wordt gerealiseerd; dat voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in een nota parkeernormen fiets en auto’s die als bijlage 1 bij de parkeernota “Stallen en parkeren 2013” hoort, en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging”.

In dit geval is het beroep van de Vereniging gegrond geacht omdat -anders dan in artikel 3.1.2, tweede lid onder a. van het Bro voorschrijft- in de planregels niet is aangegeven op de uitoefening van welke bevoegdheid artikel 8 van de planregels betrekking heeft. Gelet hierop biedt artikel 8, van de planregels onvoldoende waarborg om te worden gehanteerd als toetsingsnorm bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning.

Gevolgen uitspraak voor de praktijk

De Afdeling formuleert een helder antwoord op de vraag of de gemeente in een bestemmingsplan -voor wat betreft de geldende parkeernormen- naar beleidsregels mag verwijzen. Volgens deze uitspraak mag dit via een dynamische verwijzing. Dat wil zeggen dat de betreffende beleidsregel los van het bestemmingsplan kan worden gewijzigd.

Meer bevoegdheden B&W?

Met dit ondubbelzinnig oordeel is de rechtspraak zeer gebaat, zo volgt uit de annotatie van A.G.A. Nijmeijer bij voornoemde uitspraak. De uitspraak maakt namelijk de precieze reikwijdte van artikel 3.1.2 lid 2 onder a. van de Bro duidelijker. De tekst van dit artikel is overigens niet beperkt tot de omgevingsvergunning voor bouwen noch tot parkeernormen. Het artikel opent ook de mogelijkheid om normen die gelden voor bijvoorbeeld bouwwerken, zoals hoogtematen en bouwvolumes, ook over de band van de toetsing van een omgevingsvergunning voor bouwen en een dynamische verwijzing in een bestemmingsplanregel, in beleidsregels vast te leggen. Dit zou kunnen betekenen dat als de Afdeling deze koers aanhoudt, de normerende functie van het bestemmingsplan in dat geval beperkt is en de eigenlijke normstelling buiten de instrumenten van de Wro om (artikel 3.6 lid 1 Wro) aan het College van B&W kan worden gelaten. De bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen komt immers toe aan het College van B&W en het is dus het College van B&W die bevoegd is tot vaststellen van beleidsregels ten aanzien van die bevoegdheid (artikel 4:81 Awb).

Opgemerkt wordt dat de mogelijkheid bestaat dat de Afdeling -met een verwijzing naar de Nota van Toelichting bij artikel 3.1.2 lid 2 onder a. Bro- het artikel alleen wil toepassen op de in die toelichting in het bijzonder genoemde parkeernormen (Stb. 2014, 333 p.63-64). Dit zullen toekomstige uitspraken ongetwijfeld uitwijzen.

Mocht u naar aanleiding van bovenstaande uitspraak vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met één van onze specialisten.  Bent u geïnteresseerd in de volledige uitspraak, klik dan hier voor de uitspraak van de Afdeling van 9 september 2015.