Opluchting onder burgemeesters na uitspraak Raad van State in “Zwarte Pietendiscussie”

Blog

De Zwarte Pietendiscussie is geëindigd, althans voor wat betreft het bestuursrechtelijke traject. De Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank over de intocht van Sinterklaas in Amsterdam en beantwoordt de vraag of in dit geval de burgemeester de evenementenvergunning mag toetsen aan artikel 8 van het EVRM.

De casus

Eberhart van der Laan, burgemeester van Amsterdam, verleende vorig jaar een evenementenvergunning voor de jaarlijkse intocht van Sinterklaas. Tegen dit besluit maakten diverse belanghebbenden bezwaar. Tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar stelden belanghebbenden vervolgens beroep in.

De gronden van het beroep

Het evenement zou kort gezegd een discriminatoir karakter hebben, omdat de figuur van “Zwarte Piet” zal deelnemen aan de intocht. Verlening van de vergunning is daarmee volgens appellanten in strijd met het strafrecht en de Algemene Plaatselijke Verordening.

Volgens de rechtbank dient  de burgemeester de aanvraag te toetsen aan artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Dit vanwege een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM) van 15 maart 2012 (Aksu tegen Turkije) en de stukken die zich in het dossier bevinden. Omdat de burgemeester dit niet heeft gedaan, oordeelde de rechtbank dat het besluit onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank is in dit verband van oordeel dat verlening van de evenementenvergunning, waarbij niets is geregeld omtrent de figuur van “Zwarte Piet”, tot een inbreuk op het recht op eerbiediging van het privéleven leidt.

De rechtbank verklaart enkele ingestelde beroepen gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de burgemeester op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de bezwaren. Tegen deze uitspraak heeft onder meer de burgemeester hoger beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State (hierna: Raad van State).

De rechtsvraag

Voor wat betreft het hoger beroep van de burgemeester, ziet de Raad van State zich gesteld voor de vraag of de burgemeester de inhoud van mogelijk te verwachten uitingen en de mogelijke aantasting van grondrechten van anderen, moet betrekken bij de uitoefening van zijn bevoegdheden in het kader van de handhaving van de openbare orde en veiligheid bij de inzet van bestuursrechtelijke bevoegdheden. Zoals in dit geval bij de beoordeling van de aanvraag om evenementenvergunning.

De beantwoording van deze vraag is niet alleen van belang voor de burgemeester van Amsterdam, maar voor alle burgemeesters in Nederland.

Overwegingen van de Raad van State

De Raad van State stelt vast dat uit het arrest Aksu tegen Turkije weliswaar kan worden afgeleid dat de Staat op grond van artikel 8 van het EVRM onder omstandigheden maatregelen dient te nemen tegen bepaalde vormen van negatieve stereotypering, maar dat niet is bepaald welk orgaan of welke organen binnen die Staat daarvoor zorg moet of moeten dragen.

Beantwoording van de vraag of de burgemeester de aanvraag om een evenementenvergunning aan artikel 8 van het EVRM diende te toetsen, kan dus niet geschieden aan de hand van dat arrest, maar dient te geschieden aan de hand van de binnen het nationale bestel geldende bevoegdheidsverhoudingen.

Uit artikel 94 van de Grondwet en de jurisprudentie van de Raad van State volgt, dat niet uitsluitend de rechter, maar in voorkomende gevallen ook bestuursorganen één ieder verbindende verdragsbepalingen moeten toepassen. De aard van een geschil, de positie van de bij een geschil betrokken partijen, de daarbij betrokken belangen en de toepasselijke wettelijke regeling kunnen echter met zich meebrengen dat een bestuursorgaan niet bevoegd is te toetsen aan een verdragsbepaling. Hierbij acht de Raad van State van belang of de gestelde schending van de desbetreffende verdragsbepaling rechtstreeks voortvloeit uit het door een bestuursorgaan te nemen besluit, dan wel uit het handelen van een derde.

De Raad van State oordeelt dat de gestelde schending van artikel 8 van het EVRM in dit geval niet rechtstreeks voortvloeit uit de verlening van de evenementenvergunning door de burgemeester. Appellanten hebben namelijk geen bezwaar tegen de intocht van Sinterklaas, maar tegen de bij de intocht betrokken figuur van “Zwarte Piet”, nu die figuur volgens hen inbreuk maakt op hun uit artikel 8 van het EVRM voortvloeiende recht op respect voor hun privéleven.

De evenementenvergunning heeft betrekking op de in de aanvraag vermelde intocht, bestaande uit een optocht op het land en een vaartocht. De verlening van de evenementenvergunning bevat slechts de publiekrechtelijke toestemming om in het centrum van Amsterdam de in de aanvraag omschreven Sinterklaasintocht te houden en omvat geen toestemming om daarbij inbreuk te maken op andermans grondrechten. Dat aan de vergunde intocht Zwarte Pieten deelnemen en daarvan mogelijk een discriminerend effect uitgaat, leidt niet tot een ander oordeel. Daarbij is volgens de Raad van State van belang dat de invulling van de intocht en derhalve de aanwezigheid van Zwarte Piet het handelen van derden betreft. De rechtmatigheid van het handelen van deze derden kan, zoals de Afdeling ook in voormelde uitspraak heeft overwogen, in geval van een vermeende schending van een verdragsrecht worden voorgelegd aan de civiele rechter.

Maakt deze uitspraak een einde aan de “Zwarte Pietendiscussie”?

Of hiermee de discussie ook eindigt, dat is nog maar de vraag, want hoewel de Raad van State van oordeel is dat de burgemeester niet bevoegd is om te toetsen aan artikel 8 van EVRM, kan de rechtmatigheid van het handelen van deze derden wel worden voorgelegd aan de civiele rechter. Daarnaast kan, bij vermeende strafbare feiten, tevens de strafrechtelijke weg worden geïnitieerd door het doen van aangifte. Aldus staan aan betrokkenen nog andere rechtswegen open.

Bent u geïnteresseerd in de volledige uitspraak, klik dan hier.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel, neem dan contact op met één van onze specialisten.