Mag een verhuurder kosten in rekening brengen voor het gebruik van zonwering?

Blog

Een verhuurder kan servicekosten bij de huurder in rekening brengen voor het gebruik van ter beschikking gestelde roerende zaken. Vallen zonneschermen hier ook onder? Een recent gepubliceerde uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant biedt enigszins duidelijkheid.

De feiten

In het voorliggende geval werd er een woning verhuurd voor een huurprijs van € 559,38 exclusief servicekosten per maand. Daarnaast betaalden de huurders een bedrag voor tuinonderhoud en algemeen stroomgebruik alsmede een bedrag van € 12,95 per maand als vaste vergoeding voor het gebruik van de zonwering. Huurders hebben aan de Huurcommissie de vraag voorgelegd of laatstgenoemd bedrag in rekening mocht worden gebracht. De Huurcommissie stelt dat in de servicekosten slechts een gebruikersvergoeding voor roerende zaken kan worden opgenomen en dat een “complexgewijs” aangebrachte zonwering wordt aangemerkt als een onroerende zaak. De Huurcommissie overweegt dat de zonwering in dat geval als onroerende zaak moet worden beschouwd, omdat deze op maat is gemaakt en niet zonder beschadiging van het gehuurde kan worden gescheiden. De zonwering moet daarom worden geacht te zijn inbegrepen in de huurprijs.

Verhuurder was het niet eens met de Huurcommissie en stapte naar de kantonrechter en vorderde –onder andere- een verklaring voor recht dat de zonwering die aan het gehuurde is aangebracht een roerende zaak is.

Juridisch kader

Onroerende zaken zijn de grond alsmede gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd. Roerend zijn alle zaken die niet onroerend zijn. Een zonnescherm op zichzelf is een roerende zaak. Als de zonwering aard en nagelvast aan een gebouw is bevestigd en als het gebouw zonder zonwering als incompleet moet worden beschouwd, dan zou de zonwering als bestanddeel van het gebouw kunnen worden gezien en dus door middel van natrekking als onroerende zaak kunnen worden aangemerkt. Ook andere aspecten kunnen een rol spelen om te bepalen of zonwering als onroerende zaak moet worden aangemerkt. Indien de bouwer van het gehuurde bijvoorbeeld de bedoeling had om de zonwering duurzaam ter plaatse te laten blijven en deze bedoeling naar buiten toe kenbaar is gemaakt, dan zou de zonwering ook als onderdeel van de onroerende zaak kunnen worden aangemerkt.

De uitspraak

De kantonrechter oordeelt dat de zonwering niet kan worden aangemerkt als een bestanddeel van het gehuurde. Niet kan worden gezegd dat het gehuurde zonder de zonwering incompleet is. Dat de zonwering op maat gemaakt is, betekent op zichzelf niet dat de zonwering daarmee onderdeel is geworden van het gehuurde. De kantonrechter oordeelde verder dat niet is gebleken dat het gehuurde en de zonwering niet van elkaar kunnen worden gescheiden en dat de scheiding niet zonder schade van betekenis kan worden bewerkstelligd.

De kantonrechter komt vervolgens tot de slotsom dat de zonwering niet moet worden geacht duurzaam met de grond te zijn verenigd. Ook blijkt nergens uit dat de verhuurder de naar buiten kenbare bedoeling heeft gehad die bestemming aan de zonwering te geven. In deze casus speelde ook nog mee dat huurders met het sluiten van de huurovereenkomst en nadien uitdrukkelijk hebben ingestemd met de bijkomende kosten voor de zonwering.

De kantonrechter komt tot de conclusie dat de zonwering moet worden aangemerkt als een roerende zaak. Verhuurder kan dus € 12,95 per maand aan servicekosten voor het gebruik van de zonwering bij huurders in rekening brengen.

Mocht u meer informatie willen ontvangen over bovenstaande uitspraak of servicekosten bij huur, dan kunt u contact opnemen met één van onze specialisten van ons kantoor.

Bent u geïnteresseerd in de volledige uitspraak, klik dan hier.