Bij Wob-verzoek alleen de gevraagde stukken ontvangen. Recht op dwangsom?

Blog

Op 8 april 2015 heeft de Afdeling geoordeeld over de vraag of het feitelijk verstrekken van opgevraagde informatie dient te worden gezien als een besluit in reactie op een Wob-verzoek.

De Wob en niet tijdig beslissen op een verzoek om informatie

De Wet openbaarheid van bestuur (hierna: “Wob”) regelt het recht op informatie van de overheid. Het verzoek is niet aan vormvereisten gebonden. Er hoeft geen specifiek belang gesteld te worden als het maar een bestuurlijke aangelegenheid betreft en in documenten is neergelegd. De beslistermijn is slechts vier weken (met eventueel verlenging voor nog 4 weken) en het bestuursorgaan verbeurt, nadat de indiener van het Wob-verzoek het bestuursorgaan in gebreke heeft  gesteld, een dwangsom indien niet tijdig op het verzoek wordt beslist. Uit de Wob blijkt dat indien het bestuursorgaan heeft besloten informatie te verstrekken, zij deze informatie tegelijk met de bekendmaking van het besluit verstrekt. Dit is alleen anders als wordt verwacht dat een belanghebbende bezwaar daartegen heeft.  In dat  geval zal de informatie niet eerder wordt verstrekt dan twee weken nadat de beslissing is bekend gemaakt.

De casus

In deze zaak heeft appellant op 7 november 2012 bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. In dezelfde brief heeft hij op grond van de Wob verzocht om openbaarmaking van alle op de vermeende overtreding betrekking hebbende documenten, waarbij hij documenten heeft genoemd die daar volgens hem tenminste onder vallen. Bij brief van 10 december 2012 heeft appellant het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht (hierna: “het College”) in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn Wob-verzoek. Bij brief van 20 december 2012 heeft het College appellant verzocht zijn bezwaar tegen de naheffingsaanslag te motiveren. Bij deze brief heeft het College de documenten die onder het Wob-verzoek vallen, meegezonden.

Bij brief van 31 januari 2013 heeft appellant onder verwijzing naar zijn verzoek van 7 november 2012 en zijn ingebrekestelling van 10 december 2012 opgemerkt dat hij niet alle gevraagde informatie naar aanleiding van zijn Wob-verzoek heeft ontvangen.

Op 19 februari 2013 heeft appellant het College verzocht de aan hem verschuldigde dwangsom wegens het niet tijdig nemen van een besluit vast te stellen. Het College heeft zich vervolgens bij besluit van 2 mei 2013 op het standpunt gesteld dat zij geen dwangsom aan appellant verschuldigd is. Het College stelt dat de gevraagde documenten op 20 december 2012 -en dus tijdig- aan appellant zijn verstrekt. Appellant is bij de rechtbank in beroep gegaan. Bij uitspraak van 16 januari 2014 heeft de rechtbank het ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld. In de kern komt het erop neer dat appellant van mening is dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het College met de toezending van de documenten op het Wob-verzoek heeft beslist. Volgens appellant heeft de rechtbank hierdoor miskend dat de feitelijke verstrekking van de documenten geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 eerste lid, van de Awb impliceert en dat uit artikel 6 vijfde lid van de Wob dient te worden afgeleid dat verstrekking van de gevraagde informatie los dient te worden gezien van de besluitvorming omtrent het verzoek om informatie.

Uitspraak Afdeling

De Afdeling verklaart het hoger beroep ongegrond. Zij beredeneert dat door te oordelen dat door het verzoek om het bezwaarschrift nader te motiveren onder gelijktijdige toezending van de verzochte documenten, het College een besluit in de zin van artikel 1:3 lid 1 Awb heeft genomen in reactie op het Wob-verzoek. Nu het College bij besluit van 20 december 2012 tijdig heeft beslist op het Wob-verzoek van appellant is het College aldus geen dwangsom verschuldigd.

Conclusie

Uit deze uitspraak van de Afdeling blijkt dat een bestuursorgaan via de feitelijke toezending van de verzochte informatie, begeleid met een brief waarin wordt verzocht om de aanvulling van bijvoorbeeld een bezwaarschrift, al voldoet aan de eisen die worden gesteld aan een besluit in de zin van artikel 3:1 van de Awb.

Als het aan minister Plasterk van Binnenlandse zaken ligt, is het überhaupt de vraag of de Wob in de toekomst nog als middel kan worden gebruikt om dwangsommen te incasseren. Hij heeft namelijk begin december 2014 een wetsontwerp bij de Tweede Kamer ingediend welke zal moeten leiden tot het afschaffen van de dwangsom bij misbruik van de Wob. Voor bestuursorganen ongetwijfeld een verademing, toch stuit het op veel weerstand van met name door ondernemersorganisaties. Klik hier voor de status van de behandeling van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer.

Klik hier voor de uitspraak.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel, neem dan contact op met één van onze specialisten.