Geen dieselauto’s van voor 1 januari 2001 in Utrechtse milieuzone

Blog

Hoever reikt de bevoegdheid van het college van B&W om een nadere uitleg te geven aan verkeersborden?

Het is vaste rechtspraak dat bestuursorganen beoordelingsruimte toekomt bij het nemen van verkeersbesluiten. Bestuursorganen hoeven ook niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit aan te tonen. Wel moeten de in artikel 2 lid 1 en 2 van de Wegenverkeerswet 1994 ten grondslag gelegde belangen worden gediend en moeten bestuursorganen inzichtelijk maken op welke wijze deze belangen tegen elkaar zijn afgewogen. De belangen blijken ook in het besluit van het college van B&W van Utrecht te zijn gediend. Zo heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 januari 2016 geoordeeld dat de Utrechtse milieuzone mag blijven.

De casus

Nog nergens anders in Nederland komt het voor: het verkeersbord C6 (geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen), met daarboven de tekst “milieuzone” en daaronder een onderbord met de tekst “voor dieselauto’s van voor 01.01.2001”. Het college van de gemeente Utrecht heeft per 1 januari 2015 deze milieuzone in het centrum van Utrecht ingesteld. De strekking van het besluit is dat personen- en bestelauto’s op diesel van voor 2001 niet toegelaten zijn. De Koninklijke Nederlandsche Automobiel Club (hierna: “KNAC”) en de Stichting Stop Luchtverontreiniging Utrecht (hierna: “SSLU”) zijn (onder andere) van oordeel dat het college niet bevoegd is tot het nemen van het verkeersbesluit, omdat het verkeersbord niet voorkomt in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.

Standpunt SSLU

De SSLU stelt dat de effecten van de door de gemeente ingevoerde milieuzone slechts marginaal, dan wel zelfs negatief kunnen zijn voor de luchtkwaliteit. Daarnaast heeft de gemeente aanvankelijk plannen opgesteld om ook bepaalde benzineauto’s te weren. Deze plannen zijn niet doorgegaan. Hierdoor zullen de effecten van de verbetering van de luchtkwaliteit minder zijn dan oorspronkelijk staat vermeld. In ieder geval zijn de effecten, zoals genoemd in het bestreden besluit, in werkelijkheid lager dan door het college in de beslissing op bezwaar genoemd. Daarnaast meent SSLU dat onvoldoende rekening is gehouden met de voertuigen die de milieuzone niet mogen betreden en daarom moeten omrijden. De voertuigen maken dan namelijk extra kilometers. Hierdoor zal luchtvervuiling zich naar andere delen van de stad Utrecht verplaatsen.

Effecten van de in te voeren milieuzone

Dat de effecten minder zijn dan in het bestreden besluit genoemd, doet niet af aan het feit dat sprake is van een verbetering van de luchtkwaliteit. De rechter oordeelt dat de gemeente een incompleet beeld heeft gegeven van de effecten van de milieuzone na bijstelling van de plannen. In zoverre is sprake van een onzorgvuldig en ondeugdelijk gemotiveerd besluit. De rechtbank vindt dit onvoldoende om het hele besluit te vernietigen.

Omrijverkeer

Het standpunt van de SSLU dat het verkeer zal omrijden, waardoor vervuilende luchtvervuiling zich zal verplaatsen naar andere delen van de stad Utrecht, mag ook niet baten. Door het college is namelijk voldoende inzichtelijk gemaakt dat wel degelijk rekening is gehouden met “omrijverkeer”. Dit blijkt een verwaarloosbaar effect te zijn.

Inbreuk eigendomsrecht?

De KNAC voert aan dat het instellen van een milieuzone leidt tot een inbreuk op het eigendomsrecht van eigenaren van dieselauto’s van voor 1 januari 2001. De KNAC brengt dit aspect pas in een (te) laat stadium naar voren. De rechtbank laat dit beroep buiten bespreking, omdat dit wordt geacht in strijd te zijn met de goede procesorde.

Conclusie

De rechtbank oordeelt dat sprake is van een motiveringsgebrek. Het beroep is in zoverre gegrond. Echter, de rechtsgevolgen van het bestreden besluit blijven in stand. Dit houdt in dat het college in redelijkheid de zone mocht instellen. Of de milieuzone nu veel of weinig effect zal hebben op de luchtkwaliteit in Utrecht, doet niet ter zake. Het is namelijk niet aan de rechter om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend, naar eigen inzicht vast te stellen. Die beoordeling is immers voorbehouden aan het college. De rechter kan slechts concluderen of het besluit dat de gemeente heeft genomen, in redelijkheid is genomen. In dit geval meent de rechter dat het college voldoende rekening heeft gehouden met de belangen genoemd in artikel 2, tweede lid, onder a van de Wegenverkeerswet 1994.

Voor de uitspraak klikt u hier.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel, neem dan contact op met één van onze specialisten.