Berekening van de geluidsbelasting in een bestemmingsplan

Blog

Hoe dient in het kader van geluidshinder de berekening van de geluidsbelasting van een nieuw aan te leggen randweg te worden berekend? Geldt de maximale capaciteit van de weg of een prognose van de te verwachten verkeersintensiteit? Op 11 november 2015 gaf de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State antwoord op deze vraag.

Feiten

Bij besluit van 26 maart 2015 heeft de gemeenteraad van de gemeente Bladel (hierna: “de Raad”) het bestemmingsplan “Randweg west Bladel” vastgesteld. Bewoners die in de nabijheid van het tracé van de aan te leggen randweg wonen hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.

Verkeersintensiteit

Eén van de beroepsgronden is de vrees dat het plan leidt tot onaanvaardbare geluidshinder. In het akoestisch onderzoek is volgens appellante ten onrechte uitgegaan van 2.559 motorvoertuigbewegingen per etmaal, terwijl de weg geschikt is voor meer dan 6.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal.

Gebreken of leemten in het geluidsrapport

De Afdeling overweegt dat de Raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de te verwachten verkeersintensiteit bepalend is voor de berekening van de geluidsbelasting en niet de maximale capaciteit van de weg. Het enkele feit dat de weg wat dimensionering betreft geschikt is voor meer dan 6.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal maakt het niet aannemelijk dat de Raad is uitgegaan van een onjuiste prognose van het aantal motorvoertuigbewegingen. Appellante heeft haar standpunt dat sprake zou zijn van een groter aantal motorvoertuigbewegingen ter zitting ook niet onderbouwd. De Afdeling is dan ook van oordeel dat hetgeen appellante heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het geluidsrapport zodanige gebreken of leemten in kennis bevat dat de Raad zich hierop niet heeft mogen baseren bij het nemen van het bestreden besluit.

Vaststellen hogere grenswaarden

Het geluidsrapport geeft verder aan dat de voorkeursgrenswaarden van 48 decibel ter plaatse van de woning van appellante als gevolg van de aanleg van de nieuwe weg zal worden overschreden. Die zal naar verwachting 49,3 decibel bedragen in 2025. Het college van burgemeester en wethouders van Bladel (hierna: “het College”) heeft op 16 december 2014 besloten om ten behoeve van de randweg hogere grenswaarden vast te stellen voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting voor een aantal woningen aan het tracé, waaronder de woning van appellante. In dat besluit heeft het College overwogen dat gevelmaatregelen aan de woning van appellante niet nodig zijn, omdat uit een inventarisatie van de gevelopbouw en een berekening van de isolatiewaarden is gebleken dat de woning voldoet aan de ten hoogste toelaatbare binnenwaarden van 33 decibel.

Niet tijdige indiening beroepschrift

Tegen het besluit tot vaststelling van hogere grenswaarden heeft een apart rechtsmiddel opengestaan. Appellante was te laat met het indienen van een beroepschrift tegen voornoemd besluit waardoor deze onherroepelijk is geworden. Ter zitting heeft appellante nog toegelicht dat zij een afscherming van de weg wenste zodat onder meer de geluidsbelasting zou worden beperkt. De Afdeling overweegt echter, dat nu ter plaatse van de woning kan worden voldaan aan de ten hoogste toelaatbare binnenwaarden van 33 decibel, de Raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat wat betreft geluid een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd.

Luchtkwaliteit en landschappelijke inpassing

Appellante heeft naast de geluidshinderkwestie nog een tweetal andere beroepsgronden aan gevoerd. Zo voerde appellante aan dat de weg leidt tot een toename van fijn stikstof en uitlaatgassen en daarmee trekt zij de aan het plan ten grondslag gelegde berekening van de luchtkwaliteit in twijfel. Daarnaast heeft appellante betoogd dat het onduidelijk is hoe de weg ter plaatse landschappelijk zal worden ingepast. Beide punten zijn echter niet nader onderbouwd of concreet gemaakt door appellante en de rapporten die ten grondslag hebben gelegen aan de bepaling van de luchtkwaliteit en de landschappelijke inpassing zijn ook niet concreet door appellante betwist. Deze beroepsgronden worden dan ook gepasseerd.

Beleidsvrijheid

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft de Raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de Raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Uit deze uitspraak blijkt eens te meer dat de Afdeling de beleidsvrijheid van de Raad terughoudend toetst.

Klik hier voor de uitspraak.

Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel, neem dan contact op met één van onze specialisten.