Vestiging verzorgingsvruchtgebruik op opbrengst woonhuis?

Blog

Op grond van artikel 4:30 lid 6 BW zijn erfgenamen verplicht om mee te werken aan de vestiging van een recht van vruchtgebruik op goederen van de nalatenschap ten gunste van de echtgenoot van de erflater, voor zover die echtgenoot daaraan behoefte heeft.

Bij arrest van 11 januari 2013 heeft de HR beslist over een situatie waarin een echtgenote van de erflater medewerking trachtte af te dingen tot vestiging van een vruchtgebruik op het erfdeel van de zoon op de opbrengst van de woning van erflater. De dochter van de echtgenote had vrijwillig meegewerkt aan de vestiging van een dergelijk vruchtgebruik, maar de zoon weigerde. De HR oordeelde dat in de procedure vast moet komen te staan dat de echtgenote zodanig behoeftig is dat zij voor haar verzorging behoefte heeft aan het vestigen van een vruchtgebruik op het aandeel van de zoon. Bij het vaststellen van die behoefte was mede van belang dat de dochter vrijwillig had meegewerkt aan de vestiging van het vruchtgebruik op haar erfdeel, waardoor de verdere behoefte was beperkt. Het Hof heeft dit feit volgens de HR terecht meegewogen bij haar beslissing om het verzoek van de echtgenote tot vestiging van een recht van vruchtgebruik op het erfdeel van de zoon af te wijzen.