Kelderluikcriteria
De term “kelderluikcriteria” wordt vaak gebruikt in zaken die draaien om aansprakelijkheid en letselschade. De criteria zijn ontwikkeld in de rechtspraak. Aan de hand van deze criteria kunt u afwegen of u iemand aansprakelijk kunt houden voor het in het leven roepen van een gevaarlijke situatie.
De OORSPRONG VAN DE KELDERLUIKCRITERIA
De kelderluikcriteria zijn al in 1965 ontwikkeld in de rechtspraak. In die zaak ging het om een café waar een kelderluik openstond. Iemand viel vervolgens in dit kelderluik, met ernstig letsel tot gevolg. De vraag was of er hier sprake was van gevaarzetting of niet.
KELDERLUIKCRITERIA: GEVAARZETTING OF NIET?
In de uitspraak kwam de Hoge Raad tot een aantal criteria op grond waarvan in een concrete situatie moet worden beoordeeld of er sprake is van gevaarzetting:
- De waarschijnlijkheid dat de vereiste onoplettendheid en voorzichtigheid niet in acht wordt genomen. In deze zaak stond het kelderluik open in het looppad, net achter de deur van het toilet. In het café was het verder erg donker.
- De kans dat uit de onoplettendheid en onvoorzichtigheid ongevallen ontstaan. De kans dat iemand in deze zaak in het kelderluik zou vallen was vrij groot.
- De ernst van de gevolgen bij een ongeval. In het betreffende geval waren de gevolgen vrij heftig.
- Hoe bezwaarlijk was het om voorzorgsmaatregelen te nemen die het ongeval hadden kunnen voorkomen? In het onderhavige geval was dat niet zo bezwaarlijk. Het luik had moeten worden gesloten of er had voldoende moeten worden gewaarschuwd voor het openstaande luik.
Het eindoordeel van de Hoge Raad was dat met het open laten staan van het luik een ernstig gevaar was gecreëerd voor bezoekers van het café die niet hun volle aandacht voor de omgeving hadden. Dit gevaar had makkelijk weggenomen kunnen worden door veiligheidsmaatregelen te treffen.
GEBRUIK VAN DE KELDERLUIKCRITERIA BIJ EEN GEBREKKIGE OPSTAL
In eerste instantie werden de kelderluikcriteria voornamelijk gebruikt in zaken waarin iemand aansprakelijk werd gesteld voor een onrechtmatige daad (artikel 6: 162 BW). Maar sinds een uitspraak van de Hoge Raad in 2010 kunnen de criteria ook worden gebruikt in zaken waarin de bezitter van een opstal – zoals een parkeerterrein – aansprakelijk wordt gesteld voor de schade van een gebruiker van die opstal – zoals een voetganger – omdat die opstal gebrekkig zou zijn.
Op grond van de wet (artikel 6:174 BW) is een opstal gebrekkig als het niet voldoet aan de eisen die men daaraan mag stellen. Voor het beantwoorden van de vraag of een opstal in een concreet geval gebrekkig is, wordt in de rechtspraak dus aansluiting gezocht bij de kelderluikcriteria. Die criteria luiden dan als volgt:
- Het te verwachten gebruik van de opstal.
- De waarschijnlijkheid dat de vereiste onoplettendheid en voorzichtigheid niet in acht wordt genomen.
- De kans dat uit de onoplettendheid en onvoorzichtigheid ongevallen ontstaan.
- De ernst van de gevolgen bij een ongeval.
- Hoe bezwaarlijk was het om voorzorgsmaatregelen te nemen die het ongeval hadden kunnen voorkomen?
Er is hier dus sprake vaneen extra voorwaarde, namelijk ‘het te verwachten gebruik van de opstal’. Als het gaat om bijvoorbeeld een parkeerterrein, dan is het dus van belang na te gaan wat de inrichting daarvan is en hoe het terrein kan worden gebruikt. Kunt u in dat geval verwachten dat voetgangers gebruikmaken van het gehele parkeerterrein? Als er bijvoorbeeld obstakels op het terrein aanwezig zijn, dan is de kans aanwezig dat iemand daarover kan vallen. Is het in dat geval mogelijk om die obstakels weg te nemen? Of kan er bijvoorbeeld voor worden gewaarschuwd door de obstakels een opvallend kleurtje te geven?
VRAGEN?
Heeft u hier vragen over? Of wilt u weten wat een letselschade advocaat voor u kan betekenen? Vraag dan vrijblijvend advies aan een van de letselschade advocaten van Schenkeveld Advocaten.