Wetsvoorstel fosfaatrechten zal veehouderij pijn doen

Blog

Het wetsvoorstel fosfaatrechten melkveehouderij is op 8 september 2016 ingediend bij de Tweede Kamer. De fosfaatrechten zullen worden afgeroomd. Uitzonderingen zijn beperkt en onzeker. De Raad van State is kritisch over de gevolgen voor de eigendom van de melkveehouders.

De melkveehouderij is vooruitlopend op het afschaffen van het melkquotum op 1 april 2015  flink gegroeid. Deze groei heeft mede bijgedragen aan een toename van mest en de productie van fosfaat. Nederland dient binnen het door de EU gestelde fosfaatplafond van 172,9 miljoen kg fosfaat te blijven. Volgens een prognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek komt de productie in 2015 uit op 176,3 miljoen kg fosfaat, zodat het fosfaatplafond waarschijnlijk wordt overschreden.

Het fosfaatplafond is een belangrijke voorwaarde die de Europese Commissie aan Nederland stelt voor het behoud van de derogatiebeschikking. Met deze derogatie is het voor de Nederlandse boeren in de periode tot en met 2017 mogelijk om meer stikstof uit dierlijke mest te gebruiken op de landbouwgronden, hetgeen een kostenbesparing voor mestafzet en aanvoer van kunstmest op zal leveren. Om te voorkomen dat de derogatie wordt ingetrokken en de productie van mest te kunnen beheersen, heeft het kabinet op 2 juli 2015 aangekondigd dat binnen de melkveehouderij een stelsel van fosfaatrechten zal worden geïntroduceerd.

De essentie van het wetsvoorstel fosfaatrechten

Het wetsvoorstel betekent dat melkveehouders met hun melkvee niet meer fosfaat uit dierlijke mest mogen produceren, dan het aantal fosfaatrechten dat aan het bedrijf is toegekend. Het aantal fosfaatrechten wordt vanaf 2017 berekend door het aantal stuks melkvee en jongvee op peildatum 2 juli 2015 te vermenigvuldigen met de forfaitaire fosfaatnorm die volgt uit de Meststoffenwet. Vanaf de invoering van het wetsvoorstel zijn de fosfaatrechten verhandelbaar. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) registreert de overdracht en de hoeveelheid rechten per melkveehouder.

Afroming fosfaatrechten

Omdat het fosfaatplafond op 2 juli 2015 zeer waarschijnlijk al was overschreden, zal er een afroming van het aantal toegekende fosfaatrechten moeten plaatsvinden. In eerste instantie worden de fosfaatrechten telkens bij iedere overdracht met 10% afgeroomd. Deze afgeroomde fosfaatrechten zullen in beginsel vervallen naar een fosfaatbank die door RVO.nl zal worden beheerd. Vanaf het moment dat de productie weer onder het fosfaatplafond is gekomen, kunnen de in de fosfaatbank opgenomen fosfaatrechten onder bepaalde voorwaarden opnieuw worden toebedeeld. De overdracht aan eerste-, tweede-, of derdegraads bloed- of aanverwanten is vrijgesteld van afroming.

Daarnaast zal de melkveehouderij ook generiek worden afgeroomd op 1 januari 2018. Het generieke afroompercentage wordt uiterlijk 1 juli 2017 bekend gemaakt. Het kabinet streeft naar een afroompercentage van maximaal 8%.

Mogelijke afroming varkens- en pluimveerechten

Omdat ook de fosfaatproductie binnen de varkens- en pluimveesector is toegenomen tot boven de sectorplafonds, is in het wetsvoorstel ook de mogelijkheid geopend om varkens- en pluimveerechten generiek af te romen. In 2017 wordt beoordeeld of deze afroming noodzakelijk is en met welk percentage de intensieve veehouderij wordt geconfronteerd.

Compensatie grondgebonden bedrijven blijft onzeker

Er bestaat op dit moment nog geen zekerheid over de mogelijkheid tot compensatie van grondgebonden melkveebedrijven bij de generieke afroming van fosfaatrechten in 2018. De grondgebonden bedrijven die hiervoor mogelijk in aanmerking komen, hadden op 2 juli 2015 geen fosfaatoverschot, omdat zij de geproduceerde mest volledig konden uitrijden over hun landbouwgrond. Deze bedrijven hebben dus niet bijgedragen aan het landelijke fosfaatoverschot. De mate waarin grondgebonden bedrijven worden gecompenseerd is echter direct van invloed op het afroompercentage van de niet-grondgebonden bedrijven. Bovendien is van belang hoeveel bedrijven een beroep zullen doen op de knelgevallenregeling. Waar de ene partij mogelijk wordt gecompenseerd, zal de andere partij wat moeten inleveren. De productie en het aantal fosfaatrechten dient namelijk binnen het fosfaatplafond te blijven.

Zeer beperkte knelgevallenregeling

De knelgevallenregeling is een uitzondering op de regel, dat fosfaatrechten worden toegekend op basis van het aantal stuks melkvee op 2 juli 2015. Alleen bedrijven die kunnen aantonen dat zij op peildatum 2 juli 2015, als gevolg van buitengewone omstandigheden, minimaal 5% minder fosfaatproductie hadden dan gebruikelijk, kunnen in aanmerking komen voor deze uitzondering. In dat geval wordt het aantal fosfaatrechten bepaald aan de hand van het melkvee waarover de landbouwer zonder deze buitengewone omstandigheden zou hebben beschikt. Als buitengewone omstandigheden noemt het wetsvoorstel diergezondheidsproblemen, ziekte of overlijden van een persoon van het samenwerkingsverband van de landbouwer of van een bloed- of aanverwant in de eerste graad, of vernieling van de melkveestallen.

Melkveebedrijven die recent zijn gestart en op 2 juli 2015 onomkeerbare financiële verplichtingen zijn aangegaan of die in verband met uitbreidingsplannen hoofdzakelijk jongvee hadden, kunnen geen beroep doen op de knelgevallenregeling. 

Inmenging eigendomsrecht en “fair balance”

Het wetsvoorstel fosfaatrechten zal invloed hebben op het eigendomsrecht van melkveehouderijen. Bij de toekenning van de fosfaatrechten in 2017 wordt namelijk geen rekening gehouden met de op zichzelf gewoon toegestane uitbreiding van de veestapel na 2 juli 2015. Hierdoor dient er op grond van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) een eigendomstoets plaats te vinden, waarbij moet worden beoordeeld of er in het wetsvoorstel een behoorlijk evenwicht (“fair balance”) is gevonden tussen het algemeen belang van de samenleving en de bescherming van de rechten van de eigenaar.

Volgens de Raad van State is deze eigendomstoets nog niet voldoende uitgevoerd bij de generieke afroming en de afroming per overdracht. Deze afroming is een inmenging in het eigendomsrecht van de melkveehouderijen, omdat zij fosfaatrechten moeten inleveren. Daarnaast worden grondgebonden bedrijven mogelijk gecompenseerd, maar zal dit ten koste gaan van niet-grondgebonden bedrijven. Ook houdt het wetsvoorstel volgens de Raad van State geen rekening met onbenutte productieruimte in stallen die op 2 juli 2015 toevallig, bijvoorbeeld vanwege renovatie, niet of minder bezet worden door melkvee dan normaal. Volgens de Raad van State is niet uitgesloten dat een rechter in concrete individuele gevallen tot de conclusie komt dat van een “fair balance” geen sprake is.  
In reactie op dit advies merkt het kabinet onder meer op, dat het besluit tot generieke afroming in een Algemene Maatregel van Bestuur zal worden opgenomen, waarbij ook de verlangde eigendomstoets zal worden uitgevoerd. Ten aanzien van de afroming van 10% per overdracht, meent het kabinet dat geen sprake zou zijn van inmenging in de eigendom dat door het EVRM wordt beschermd. Overdracht van fosfaatrechten geschiedt op vrijwillige basis, zodat de korting van 10% enkel plaats vindt wanneer een bedrijf besluit afstand te doen van de fosfaatrechten, aldus het kabinet. Met de onbenutte productieruimte van melkveehouderijen kan volgens het kabinet noodgedwongen geen rekening worden gehouden, omdat het fosfaatplafond al is overschreden en hierdoor de derogatie in gevaar komt. 

Inwerkingtreding

Hoewel het kabinet ernaar streeft de fosfaatrechten per 1 januari 2017 in te voeren, is bepaald dat het wetsvoorstel in werking zal treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dit biedt ook de mogelijkheid om het wetsvoorstel eventueel gedeeltelijk in werking te laten treden.

Wilt u op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het gebied van fosfaatwetgeving of heeft u hierover vragen, neem dan contact op met één van onze specialisten.