Intrekking vergunning vanwege het schenken van alcohol aan minderjarigen

Blog

Voor het exploiteren van een horeca inrichting is een aantal vergunningen nodig. Zo dient de inrichting, waar alcoholhoudende dranken worden geschonken, in ieder geval in te beschikken over een drankvergunning van de burgemeester op basis van de Drank- en Horecawet (hierna: DHW).  De vergunninghouder moet zich aan deze vergunning houden. Is dat niet het geval, dan kan – en onder omstandigheden moet – de burgemeester de vergunning intrekken. De gevolgen van het niet naleven van de vergunning zijn groot, zo blijkt uit een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling).

Absentie leidinggevende

De Afdeling heeft beoordeeld of een besluit om de drankvergunning in te trekken terecht is genomen. In deze zaak speelt het volgende. In een café in Hengelo vindt op 27 mei 2016 een controle plaats over naleving van de DHW. Tijdens de controle is geen leidinggevende aanwezig die wel staat vermeld op het aanhangsel bij de vergunning. Dit is in strijd met artikel 24 lid 1 onder a van de DHW. De burgemeester stuurt hiervoor op 9 juni 2016 aan de exploitant van het café een schriftelijke waarschuwing.

Wijziging sluitingstijden

Na de eerste controle volgt op 16 juni 2016 een tweede controle. Opnieuw ontbreekt een leidinggevende in het café die op het aanhangsel bij de vergunning staat. De burgemeester besluit dat het café gedurende een week twee uur eerder dan de reguliere sluitingstijden gesloten moet zijn voor publiek.

Verlenging wijziging sluitingstijden

Ook tijdens een derde controle wordt op 17 augustus 2016 een overtreding van artikel 24 lid 1 onder a vastgesteld. Op 21 augustus 2016 constateert de politie dat het café in afwijking van de gewijzigde sluitingstijden is geopend. Dit is in strijd met artikel 2:29 lid 3 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Hengelo. Als gevolg van deze twee overtredingen besluit de burgemeester dat het café gedurende twee weken vier uur eerder dan de reguliere sluitingstijden gesloten dient te zijn voor publiek.

Verstrekking alcohol aan minderjarigen

Op 17 september 2016 en in de nacht van 24 op 25 september 2017 vinden opnieuw controles plaats. Tijdens deze controles wordt geconstateerd dat alcohol wordt verstrekt aan minderjarigen. Dit is in strijd met artikel 20 lid 1 DHW. Deze overtredingen hebben geleid tot een derde besluit, waarbij de burgemeester de verleende vergunning voor het café op basis van artikel 31 DHW intrekt. De exploitant kan zich niet vinden in de besluiten tot wijziging van de sluitingstijden en het besluit tot intrekking, en komt daartegen op.

Bezwaar- en beroepsprocedure

Het café maakt bezwaar tegen alle drie de primaire besluiten. De burgemeester verklaart het bezwaar ongegrond. Een vergunninghouder – in dit geval de exploitant van het café – mag niet van slecht levensgedrag zijn. Een vergunning kan op grond van artikel 31 lid 1 onder b DHW worden ingetrokken indien een vergunninghouder van slecht levensgedrag is. Hier is volgens de burgemeester sprake van, omdat de exploitant niet beschikt over het vereiste verantwoordelijkheidsgevoel dat mag worden verwacht van een exploitant van een horecaonderneming. De intrekking van de vergunning is gebaseerd op artikel 31 lid 1 onder c DHW. In de inrichting is alcoholhoudende drank aan minderjarigen verstrekt en deze inrichting is bekend komen te staan als horecabedrijf waar minderjarigen makkelijk aan alcoholhoudende drank kunnen komen. Een inrichting met een dergelijke aantrekkende werking levert gevaar op voor de openbare orde, de veiligheid en/of de zedelijkheid. De rechtbank volgt de burgemeester en verklaart  bij uitspraak van 13 juli 2017 het beroep van de exploitant ongegrond.

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank

De exploitant stelt hoger beroep in bij de Afdeling. Hij bestrijdt hier de handhaving van de intrekking van de DHV-vergunning en dat het café bekend staat als een café waar minderjarigen eenvoudig aan alcohol kunnen komen. De overige aan dit besluit ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden bestrijdt hij niet. Hij betoogt dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van de burgemeester heeft gevolgd dat hij van slecht levensgedrag is. Hij geeft aan dat hij nog nooit in aanraking met justitie is gekomen, een eerder Bibob-onderzoek niet tot belangwekkende conclusies heeft geleid en er nooit illegale activiteiten of ernstige delicten hebben plaatsgevonden. Hij heeft – naar eigen zeggen – zelfs maatregelen genomen om te voorkomen dat er geen overtredingen meer zouden voorkomen. Deze bestaan onder andere uit het inhuren van een beveiligingsbedrijf om hierop toe te zien. Verder stelt hij dat de intrekking van de vergunning volgens hem onevenredig is, aangezien hij hierdoor geen inkomsten meer heeft.

Oordeel van de Afdeling

De Afdeling stelt vast dat uit verscheidene processen-verbaal die de burgemeester heeft betrokken bij de besluitvorming blijkt dat politieagenten hebben waargenomen dat minderjarigen eenvoudig aan alcohol kunnen komen. Verder zijn vijf minderjarigen aangehouden die hebben verklaard dat ze juist naar dit café gingen, omdat ze van vrienden hoorden dat je daar makkelijk aan alcohol kunt komen. Daarom vindt de Afdeling dat de rechtbank de burgemeester terecht heeft gevolgd in diens standpunt dat het café bekend staat als een horecabedrijf waar minderjarigen makkelijk alcohol kunnen krijgen. De Afdeling stelt ook vast dat het beveiligingsbedrijf de overtredingen niet heeft kunnen voorkomen en dat het niet om één incident gaat, maar om meerdere incidenten. Tevens leidt het schenken van alcoholhoudende drank aan minderjarigen op de wijze en in de mate die hier is vastgesteld tot een gevaar voor de gezondheid en dit kan een gevaar opleveren voor de openbare orde en veiligheid. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de burgemeester de vergunning heeft mogen intrekken.

Financiële gevolgen intrekking

De omstandigheid dat de exploitant door het intrekken van de geen inkomsten meer heeft, is geen reden om af te zien van intrekking.  De burgemeester moet de vergunning intrekken als door de exploitant is gehandeld in strijd met het verbod om alcohol te schenken aan minderjarigen. De Afdeling overweegt dat artikel 31 eerste lid, aanhef en onder c, van de DHW dwingend is geformuleerd en dat dit geen reden is om af te zien van intrekking.

Conclusie

Wordt in een horecaonderneming alcohol aan minderjarigen verstrekt, dan kan dat leiden tot een gevaar voor de gezondheid, de openbare orde en/of de veiligheid. De vergunning kan dan op grond van artikel 31 eerste lid, aanhef en onder c, van de DHW worden ingetrokken. Het niet nemen van maatregelen om te voorkomen dat minderjarigen alcohol kunnen krijgen in de inrichting, leidt tot overtreding van de DHW en daarmee tot intrekking van de vergunning.

Heeft u te maken met de DHW, de Wet Bibob of heeft u vragen over de mogelijkheden om een vergunning in te trekken,  neem dan contact op met één van onze specialisten.